Honderd Jaar
filmformaten

De strijd om standaardisatie

Honderd jaar cinema is mede te danken aan de aanvaarding van één standaard formaat. Het mag een wonder heten dat, terwijl het filmapparatuur en emulsies in de loop van een eeuw toch drastisch veranderd zijn, de filmbreedte van 35mm praktisch ongewijzigd is gebleven. Als hetzelfde was gebeurd als bij video, waar systemen voortdurend wisselen, zou de ontwikkeling van het medium film aanzienlijk vertraagd zijn. Edison

Het formaat is min of meer bepaald door Edison. Vandaar dat 35mm film vroeger Edison formaat genoemd werd. In 1889 bestelde W.K.L. Dickson van het Edison laboratorium een order voor een rol film van 1 3/8 inch breedte (± 35mm) bij George Eastman. Het zou gebruikt worden in een nieuw type Kinetoscope voor bewegende beelden op een strook celluloidfilm, die slechts door één persoon tegelijkertijd bekeken kon worden. Monkeyshines 1890Klik voor afbeelding Monkeyshines Edison film strip of 1890

1891 Kinetograph film stripEdison Kinetograph film strip van 18 juni 1891 (klik)

Lumiere filmframe

De Lumières introduceerden in maart 1895 hun Cinematographe voor 35mm film die ze ook gebruikten bij hun eerste voorstelling op 28 december van dat jaar. Hun filmstrook had echter slechts één ronde perforatie per beeldje aan beide kanten, terwijl Edison in America 4 rechthoekige perforaties per beeldje gebruikte. Daarnaast werden in de beginjaren ook andere breedtes gebruikt zoals een 2 1/8 inch brede rol papier met emulsie (Friese-Greene 1887), 54mm papierfilm (Le Prince, 1888), 50mm (Skladowsky 1895), 60mm (Prestwich,Demeny 1895). 63mm (Veriscope 1897).

Het 70 mm formaat werd gebruikt door de al eerder genoemde oud-medewerker van Edison, William K.L. Dickson, voor Mutoscope & Biograph Company om Edisons patentrechten te ontlopen. Deze producenten reisden Europa af voor interessante onderwerpen. Op de Nederlandse televisie werden hun haarscherpe filmbeelden vertoond van het toenmalige Amsterdam en Volendam in de serie "Cinéma Perdu".

70mm film Corbett-Fitzsimmons boxwedstrijd
Fight Corbett-Fitzsimmons

Breedbeeld eigende zich uitstekend voor andere onderwerpen. In 1897 werd door de Veriscope Co. 3700 meter 63mm film in breedbeeld verschoten aan de boxwedstrijd Corbet-Fitzsimmons.

.

Tot de aanloopproblemen behoorde ook die van de sterkte van het filmmateriaal. Doordat de film met korte slagen door het filmkanaal moest getrokken worden braken aanvankelijk al gauw de perforaties. Door de nitraatbasis dubbel zo dik te maken als het materiaal dat normaliter voor filmpacks gebezigd werd, konden deze problemen tenslotte overkomen worden. Dit materiaal werd vanaf 1896 door Eastman Kodak geproduceerd. In 1910 had zij al 90% van de wereldmarkt voor ciné film in handen.

Toen na 1900 bleek dat film big business zou worden verhevigde zich de strijd uit om het monopolie van de patenten. Om onderlinge jarenlange rechtszaken te vermijden besloten de negen grootste producenten uit die tijd - Edison, Pathé, Méliès, e.a. - in 1909 de Motion Pictures Patents Company te vormen. Met alle patenten in handen werd het anderen onmogelijk gemaakt nog films te produceren. Het monopolie dat vele negatieve reacties uitlokte had wel het effect dat 35mm gestandardiseerd werd. De norm werd hetzelfde jaar aanvaard door het Congrès International des Editeurs de Films te Parijs. In Nederland werd het normaalfilm genoemd - ook wel Edison-formaat.

Dit betekende echter niet dat er geen voortdurende pogingen werden ondernomen om andere normen aanvaard te krijgen. Dat gebeurde meestal om reden van patentrecht, vormgeving, projectie-kwaliteit, of economie. Ook werden er voortdurend nieuwe mechanismes ontworpen om patentrechten te ontlopen of nieuwe te vestigen.

Talloze amateurformaten

Vooral in de filmbreedtes voor amateurfilm woedde een hevige concurrentiestrijd. Hier waren economie en omvang van het apparatuur de hoofdmotieven. Om film attractief voor de niet-professionele gebruiker te maken moest deze zo voordelig mogelijk aangeboden kunnen worden. Daarbij werd meestal uitgegaan van het bestaande 35mm filmmateriaal, dat in grote hoeveelheden geproduceerd werd en voordelig kon worden ingekocht. De film werd versneden in twee of drie lengtes - de z.g. smalfilm. De eerste poging daartoe werd op 25 januari 1899 gedemonstreerd door de Engelsman Birt Acres. Zijn camera, de Birtac, tevens projector, gebruikte het 17,5 mm formaat met perforatie aan één zijde. De Biokam
De Biokam
Een paar maanden later werd door de door T.C.Hepworth ontworpen Biokam (voor 6.6/-) uitgebracht voor hetzelfde formaat maar met perforatie midden tussen de beelden. Een groot sukses was het niet, ook al omdat een behoorlijke vaardigheid vereist was om tot toonbare resultaten te komen.

In hetzelfde jaar werd 13mm filmapparatuur aangekondigd door J.A.Prestwich. Er is niet veel meer over vernomen. 17,5mm Ernemann film

Meer sukses had Heinrich Ernemann in Duitsland die in 1903 voor zijn Kino I dezelfde film als de Biokam gebruikte. Ook dit was een camera die als projector gebruikt kon worden. Ernemann Kino II
Ernemann Kino II
Een combinatie die jarenlang zonder veel sukses uitgeprobeerd is, voor het laatst bij de Amerikaanse Wittnauer Cine-Twin 8mm camera/projector.

In 1900 waagde Gaumont-Demeny het een filmapparaat voor een afwijkende breedte te lanceren. Ditmaal werd 15mm met middenperforatie verkozen. Ook deze "Chrono de Poche" sloeg niet aan. Het apparaat is thans een zeldzaamheid. In hetzelfde jaar werd de Mirograph geïntroduceerd die 21 mm gebruikte met aan één zijde ronde inkepingen in plaats van perforaties.

Onbrandbare (Safety) film

In 1897 was in het filmpavillioen van een liefdadigheidsbazaar brand uitgebroken die aan 124 mensen het leven kostte. Geen wonder dat er naarstig naar een vervanging voor het hoogst brandbare basismateriaal cellulose-nitraat werd gezocht. In 1908 werd voor het eerst de brandvrije safety film van cellulose-acetaat op de markt gebracht. Er moest nog veel geëxperimenteerd worden voordat het materiaal het oude kon verdringen. Dat moest nog wachten tot 1950 toen men overging op triacetaatfilm dat geheel gelijkwaardig was aan nitraatfilm. De safety-film van het eerste uur vond wel afname voor amateurdoeleinden.

Edison 22mm projector

In 1912 kwam Edison met een Home Kinetoscope voor safety film. Hij gebruikte weer een ander uitzonderlijk formaat - 22mm, voorzien van drie rijen beelden, elk 4x6mm groot, gescheiden door twee perforaties in het midden van de filmstrook. Eén rij beelden werd gewoon met de handslinger vooruitgeprojecteerd. Voor de middelste rij beelden diende de film echter achteruit gedraaid te worden. Daarna werd de laatste rij weer vooruitgedraaid. Een camera heeft voor dit apparaat nooit bestaan. De films van 10 tot 15 meter lengte waren te huur bij Edison depots of per post. Home Kinetoscope show (klik)

28 mm

The Pathé Kok

Pathé introduceerde eveneens in 1912 met veel meer sukses het 28mm formaat voor safety film. De breedte van de film was afwijkend van de normaalfilm om te voorkomen dat toch de brandbare nitraatfilm voor deze projector gebruikt zou worden. In de Verenigde Staten werd het als standaardformaat voor draagbare filmprojectoren door de Society of Motion Picture Engineers aanvaard.

In Frankrijk had de film links drie perforaties per beeld en rechts slechts één. Met de rechtse enkele perforatie hoopte men het kadreren van het filmbeeld overbodig te maken.

The New Premier Pathescope

Toen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog Amerikaanse import uit Frankrijk onmogelijk werd introduceerde Victor zijn Safety(1917) en Home Cinema(1920) projectoren voor 28mm film met aan beide zijden drie perforaties per beeld. Door importeur W.B.Cook werd een nieuwe gemotoriseerde 28mm projector, The New Premier Pathescope, op de markt gebracht. Maar veel werden er niet van verkocht.

De Pathé Kok projector (de naam verwees naar het juist gepatenteerde haan (Coq) logo van Pathé) werd meestal met een dynamo uitgerust. Zo kon hij ook op het nog niet geëlectrificeerde platteland worden gebruikt. Tevens werden in Frankrijk en Amerika camera's op de markt gebracht. Het accent bleef evenwel op vertoning van theaterfilms liggen. Aanvankelijk leek het nieuwe formaat goed te lopen en tot standaard voor privé filmvoorstellingen aanvaard te worden. De filmotheek omvatte 935 titels. Latere ontwikkelingen deden het formaat toch in de versukkeling geraken. De projectoren zijn thans met recht een pronkstuk in iedere cinematografica verzameling vooral vanwege hun prachtige vormgeving die iets weg heeft van een Singer naaimachine uit die tijd. De 28mm cameras ziet men zelden.

In 1917 bracht Frank L.Hough uit Chicago zijn Movette 17,5 mm camera met bijbehorende projector uit. Om de camera compact te houden was deze ontworpen als een grote cigarendoos. Het ontwerp was ongebruikelijk - de lens bevond zich in de hoek van een van de grote zijden, de slinger in het midden van de tegenoverliggende zijde. De film had twee ronde perforaties aan beide zijden van elk beeldje. Zij werd geleverd in 50 ft. cassettes. Waarschijnlijk de eerste cassettes in dit formaat.

In 1922 lanceerde Sté Gallus een projector "Cinebloc" die afgestemd was op 22mm Ozaphan cellofaan film. Ook van dat apparaat werd niet veel meer vernomen.

Glas- en celluloidplaten

Naast lichtgevoelige emulsie op filmstroken werd ook geëxperimenteerd met celluloid- en glasplaten/schijven als dragers van beelden. Rudge projecteerde in 1890 al voor de Bath Photographic Society bewegende foto's op schijven. Demeny demonstreerde in 1892 een toestel genaamd de Phonoscope, waarmee een schijf met 24 foto's van een sprekende man geprojecteerd kon worden. Leo Kamm gebruikte in 1898 een ronde glasplaat van 30 cm in doorsnede waarop 350-550 beelden in spiraalvorm werden opgenomen. De Cinéphot van Huet & Cie. uit 1904 legde 2 x 24 beelden op een schijf van 15cm doorsnede in een dubbelkassette vast.

Uit dezelfde tijd stamt de franse Olikos uit 1912 waarin op een 9,5 x 9cm rechthoekige glasplaat 12 rijen van 7 beelden vastgelegd konden worden. Eenzelfde soort apparaat was de Le Seul, ook Frans, waarin een glasnegatief van 9 x 12cm gebruikt werd. Spirogram

De Amerikaanse Spirograph uit 1913, kennelijk geïnspireerd door de populariteit van de gramofoon, gebruikte een celluloid schijf met 1200 beeldjes. Elke schijf had een projectieduur van 2 minuten. Er werd een discotheek met honderden titels in het vooruitzicht gesteld, maar of die er ooit zijn gekomen is de vraag, want ook dit apparaat leed schipbreuk.
Aladdin disc

Dit ontmoedigde The Aladdin Cine Products Co. ('from the Pictures Development Co., Toledo, Ohio, USA') niet. Zij produceerden jaren later opnieuw een serie soortgelijke experimentele celluloid platen met opnames uit de omgeving. Tot commerciele productie is het nooit gekomen.

Uitvergroting van beeldjes op een Aladdin schijf
Aladdin disc beeldjes


Al deze toch wel serieuze pogingen hebben het nooit tegen de filmband op kunnen nemen en zijn daarom voortijdig van het toneel verdwenen. Het hoeft geen betoog dat dit apparatuur thans zelden te vinden is. Een Kammatograaf uit de Dick Boer collectie werd in '93 geveild bij Christies voor £ 3850. Een Spirograph in 2006 voor € 25000 !

Neuf-cinq

Na dertig jaar van geëxperimenteer met filmbreedtes kwam in 1922 één op de markt die hoge ogen gooide. Pathé introduceerde einde 1922 haar huisbioscoop: "Le Cinema chez soi", die zij de Pathé Baby noemde. Men versneed hiervoor 35mm film tussen de perforaties in drie banen en kwam op 9½mm uit. Aanvankelijk was alleen sprake van een projector. Het grijpermechanisme was haast identiek aan dat van de Lumière Cinematograph uit 1895. Het apparaat gaf een bijzonder steady beeld en een opmerkelijk hoge lichtopbrengst voor een lampje van 6 Watt. Men kon cassettes met 10 of 15 meter 9½mm film kopen of huren. Het waren films die met grote precisie en scherpte uit een omvangrijk 35mm archief waren verkleind. Er werden journaals, documentaires, kluchten en speelfilms aangeboden, sommigen zelfs met stencils ingekleurd. Middels kervingen in de filmstrook kon een mechanisme in werking worden gesteld waardoor een beeldje, meestal de titels, een aantal seconden stilgezet kon worden. Zodoende kon een cassette veel langer duren dan normaal.

In 1923 werd een cameraatje met handslinger uitgebracht dat zo handzaam en klein was dat zij onmiddellijk bij het publiek aansloeg. Van de projectoren zijn naar schatting 300.000 verkocht. Toch begint het tweede hands aanbod van dit fraaie apparaat op te drogen.

9½mm telt nog steeds een grote schaar enthousiastelingen. Vele merken hebben toestellen voor dit formaat gemaakt zodat het een schier onuitputtelijk verzamelgebied op zichzelf is. Van de cassettes alleen al zijn er duizenden. Ik heb nog nooit iemand gesproken die ze kompleet had. In 1938 werd 9½mm geluidsfilm geïntroduceerd tegelijkertijd met de Pathé Vox geluidsprojector. Er worden nog steeds nieuwe 9,5 mm toestellen gemaakt of omgebouwd. Ook onbelichte film blijft beschikbaar, zij het telkens van ander fabrikaat. In Nederland bestaat een club: "Cine 9,5 Nederland" die een '9,5 Bulletin' voor haar leden uitgeeft en bijeenkomsten houdt. Internationaal vormen 9½mm filmers een hechte gemeenschap. Elk jaar wordt op een internationale bijeenkomst de uitslag van een 9½mm filmwedstrijd bekend wordt gemaakt.

16mm

Kodak kon niet achterblijven bij Pathé en sloeg in 1923 reeds terug met het 16mm formaat, aanvankelijk aan beide zijden geperforeerd. In de onderlinge strijd om de amateurmarkt beriep Pathé zich er op dat 9½mm met midden-perforatie een veel economischer gebruik maakte van het filmoppervlakte. Ook haar apparatuur was goedkoper. Zodoende kon zij in latere jaren stellen dat zij de beeldkwaliteit van 16mm tegen de prijs van 8mm kon leveren. Kodak stelde daar weer tegenover dat middenperforaties bij ontwikkelen strepen door het beeld konden veroorzaken en dat bij projectie een misslag van de grijper het filmbeeldje kon worden beschadigd. Ook zou haar beeldkwaliteit beter zijn.

Kodak introduceerde namelijk het omkeer-ontwikkelproces met variabele tweede belichting. Hierdoor was het niet meer noodzakelijk van negatieffilm een positieve print te laten maken. Kodak stelde dat hiermee de kosten tot 1/6 van het negatief/positief proces waren teruggebracht. Bovendien zou de omkeerfilm minder korrelig zijn. Later werd een geluidsspoor aan één zijde van de film aangebracht. Deze eenzijdig geperforeerde film werd in 1932 door de SMPE als standaard aanvaard.

17½mm

In de jaren twintig zocht Pathé naar een formaat voor rondreizende bioscopen die voorstellingen op het platteland gaven waar nog geen theaters gevestigd waren. Zij kozen voor het al vele malen eerder gebruikte formaat van 17½mm nu dubbelzijdig geperforeerd met een rechthoekige perforatie. Er werd echter veel economischer gebruik gemaakt van het filmoppervlak dan 16mm door de perforaties veel dichter bij het beeld te plaatsen.

De Pathé Rural werd in 1926 in gebruik genomen. Pathescope in Engeland kwam eerst in 1932 met een Pathé Rex (silent) projector uit. Tevens werd een 17½mm filmotheek beschikbaar gesteld van bekende films uit die tijd. In 1932 werd geluid toegevoegd door het laten vervallen van perforaties aan een zijde. Alhoewel 17½mm apparatuur volgens Pathé in 4823 bioscopen in Frankrijk werd gebruikt verdween het in Engeland in 1939 en in Frankrijk in de eerste jaren van de oorlog aangezien de bezettingsmacht geen film van afwijkende formaten toestond.

8mm

In 1930 pionierde Kodel in Amerika al met het idee om filmkosten drastisch te reduceren. Door middel van een ingewikkeld mechanisme werden vier beeldjes geperst op het oppervlak van één 16mm beeldje. Naast deze Kemco Home Movie camera werd ook een bi-formaat projector uitgebracht voor 16mm en 1/4 x 16mm.

Kodak kwam in 1932 met de genadeklap voor dit en andere amateurformaten door 16mm film in tweeën te splitsen en het resulterende halve 16mm beeld weer in tweeën te delen. Daartoe werd het aantal perforaties verdubbeld. Het z.g. dubbel 8 formaat leverde dus vier maal zoveel beeldjes op eenzelfde lengte 16mm film op. Rollen van 7,5 meter 16mm film werden in de ontwikkelcentrale doormidden gespleten en aan elkaar geplakt. Het een en ander betekende wel dat de filmamateur na eerst één zijde van de 16mm film volgeschoten te hebben, deze moest omdraaien om de andere helft op te nemen. Talloze filmers raakten de tel kwijt en vergaten of ze op de eerste of tweede helft zaten en draaiden de film nogmaals om met het gevolg dat een zijde dubbel belicht werd.

Om daaraan tegemoet te komen brachten sommige fabrikanten apparatuur voor voorgespleten 16mm uit in cassettes (o.a. Agfa) of spoel (o.a. Univex, Bell & Howell), de z.g. straight 8 camera's. Populair werden ze niet omdat elke fabrikant een andere kassette of spoel bezigde en de film slecht beschikbaar was.

Met 9½mm ging het nu bergafwaarts mede door het feit dat Kodak Pathé eind jaren twintig opkocht en er geen belang instelde om haar formaat nog aktief te ondersteunen.

De hegemonie van 8 en 16mm bleef bestaan tot lang na de oorlog.

Pathé deed nog een laatste poging 9½mm te verpopulariseren met de introductie van het duplex formaat in 1955. 9½mm werd dubbel geperforeerd. Na ontwikkelen werd het op dezelfde wijze als 8mm in tweeën gespleten tot een strook van 4¾mm die verticaal geprojecteerd diende te worden in breedbeeld. Ondanks het feit dat toentertijd veel bioscoopfilms in Cinemascope geproduceerd werden, bleek het op de amateurmarkt niet aan te slaan. Van de toestellen werden slechts enkele verkocht. Al heel spoedig besloot de fabriek de handdoek in de ring te gooien en de apparaten weer naar 9½mm om te bouwen. De 4¾mm Pathé Monaco projector en de Lido Duplex camera zijn daarom zeldzaam en 4¾mm film helemaal.

Pathé/Pathescope 9½mm bliezen in de zestiger jaren hun laatste adem uit, een schare teleurgestelde enthousiastelingen achterlatend.

Super/single 8 en super 16

8mm onderging in 1965 ook een transformatie. Het filmbeeld werd met 50% vergroot door gebruik van kleinere verticale perforaties. De zogenaamde super 8 film werd geleverd in 8mm cassettes - later in 1973 met magnetisch geluidsspoor. Fuji kwam met het veel betere single 8mm. Voor semi-professioneel gebruik was er dubbel super 8mm dat ongesplitst op 30 meter 16mm spoelen werd geleverd. De emulsies waren tegen die tijd zo verbeterd dat super 8mm dezelfde kwaliteit gaf als het vooroorlogse 16mm. Het verdrong 16mm grotendeels uit de amateurmarkt. Om dezelfde redenen gebruiken beroepsfilmers thans veel meer 16mm dan 35mm. Vooral nadat de nieuwe variant, super 16 mm in 1971 geïntroduceerd werd waarbij ook de ruimte voor het geluid gebruikt werd waardoor een 40% groter filmbeeld verkregen werd. Deze film wordt o.m. opgeblazen tot 35mm. Super 16 leent zich ook uitstekend voor breedbeeld Pal Plus TV.

Widescreen frame

In de bioscoop kwam breedbeeld in de jaren vijftig terug. In 1955 werd 70mm geintroduceerd. De grootste beeldoppervlakten worden in de Imax theaters gebruikt. De film laat zich niet meer door een gewone grijper voortbewegen. Daarom is een golfbeweging mechanisme ontworpen. Gecombineerd met een luchtdrukvenster zijn scherpe projecties op een 180 graden 23 meter breed scherm mogelijk geworden.


Uit het bovenstaande blijkt wel dat standaardisatie van een formaat hoofdzakelijk gedicteerd werd door het economische overwicht van één of meer producenten. Het droeg in elk geval bij tot de aanvaarding van de cinema als medium voor amusement en informatie. In sommige gevallen als kunstvorm.

Verzamelgebied voor elke beurs

Voor de verzamelaar zijn films en apparaten voor de vele formaten een waar jachtterrein. In het bijzonder zijn de formaten die roemloos ten onder zijn gegaan het interessantste voor hem geworden. Zij kunnen profiteren van de nog relatief lage noteringen van cinematografica in verhouding tot fotografica, zij het dat de prijzen wel aantrekken. 8, 9,5, 16 en 35mm apparatuur ziet men af en toe op beurzen. Een vooroorlogse filmcamera of projector heeft men reeds voor een f 75. De mooi ogende Pathé Baby projector (embleem van de Stichting Smalfilmmuseum) voor een f 275. 17,5 en 28mm apparatuur is al veel schaarser. De prachtige Pathé Kok 28mm projector kan men soms voor minder dan f 1500 op de kop tikken - de 17,5 mm Pathé Rural projector voor een duizend gulden.

Maar voor de andere zeldzamer formaten zal men dieper in de buidel moeten tasten en is men meestal op internationale veilingen aangewezen. Bij Breker in Keulen, ging laatst een 22mm Edison projector weg voor DM 4800. Een mooi Biokam camera/projector set uit 1899 bracht in november 1995 bij Christies £ 3150 op en 5 glasplaten met bewegende beelden van Rudge uit 1890 £ 4500.

Van 3mm(Eric Berndt voor NASA 1960) tot 70mm(Imax e.a.) - honderd jaar cinema heeft tegen de honderd filmformaten opgeleverd. Meestal verdwenen ze na een kort bestaan in de vergetelheid. Ieder formaat heeft een eigen geschiedenis. Terwille van de overzichtelijkheid zijn zij niet allen behandeld. De verzamelaar zal ze waarschijnlijk nooit tegenkomen. Maar hij geeft de moed nooit op!

©MICHAEL ROGGE 2016


Lees ook het artikel van filmhistoricus Tjitte de Vries:

Wie vond de cinema uit?

Links:

Klik voor plaatjes van antiek film apparatuur

index voor namen en onderwerpen

op deze cinematografica paginas(click)

Lijst van meer dan 3000 oude cameras,
projectoren, precinema, etc. met het jaar van productie en soms een afbeelding.(klik hier)


Google

Openingsdatum: 26 maart 1997, gewijzigd: 5-11-2022

| main cinematographica page | | 100 Years of film sizes | | Lumiere, een mythe? Birt Acres. Film Pioneer | movie links | | images of my collection | | billboard | | want list | | de mens en het onbekende | | art, translations | | list of 3000 cameras and projectors | | Frans, Duitse en Italiaanse pagina's |