Een jaar later in 1939 zijn IJsbrand's prestaties in de vijfde klas ronduit slecht. Op zijn kerstrapport heeft hij van de tien vakken er zeven onvoldoende. Hij heeft nog steeds de flamboyante heer Disma als onderwijzer. Die heeft er geen gemakkelijke klus aan om zijn steeds groter wordende klas van meer dan veertig leerlingen in het gareel te houden. Hij doet wel erg zijn best en mengt een hoogst persoonlijke noot in zijn lesgeven. Als Sneeuwwitje in de bioscopen draait, doet hij de figuren na. Er zijn ook zaken die zijn verachting verdienen. Daaronder vallen wegwerpproducten van de HEMA of de goedkope snoepjes van Jamin. Daarover wordt vaak geschamperd. IJsje hoort dat met rode oortjes aan en hoopt dat ze niet zullen ontdekken dat zijn moeder daar het liefst koopt.
Er is één leerling die zich niet aan Disma's ijzeren discipline wil onderwerpen. Freddie van Dam werkt als een lap op een stier als Disma. Freddie blijft fluisteren achter in de klas als hem dat verboden wordt. Disma is briesend en stuift naar hem toe. Freddie gooit olie op het vuur door een uitdagend antwoord te geven. Disma kan zich niet meer beheersen en grijpt hem bij de haren, waarop Freddie zijn pen naar hem toewerpt. Hij wordt de klas uit gesleurd. IJsje kijkt met verbazing toe en bewondert de moed van Freddie en verwondert zich tegelijkertijd over zijn naïviteit. (Freddie werd onderwijzer en zou in zijn latere leven al even een dwarsligger blijken als tijdens zijn schooljaren.)
IJ gaat bezorgd met Disma praten over zijn zoontje. Disma heeft een bron van bijverdiensten, bijlessen aan zwakke leerlingen. Als Disma dan ook de verzekering geeft dat zijn zoontje dan over zal gaan besluit Rogge ook maar de kosten van bijlessen op te hoesten - f 1,50 per les. Bij IJsbrand valt het slecht. Daar moet hij nu zijn kostbare speeltijd aan opofferen! Tussen de middag moet hij overblijven om sommetjes en dergelijke te maken. Disma eet dan zijn boterhammetjes op. Later kijkt hij het werk na. Hij heeft maagklachten de zure lucht van zijn oprispingen vermengen zich met die van de boterhammen. De lucht maakt IJsbrand onpasselijk. (Disma leed aan een kwaal waaraan hij rond 1940 overleed.)
Op 27 mei 1939 wordt IJsbrand tien jaar. Hij krijgt o.a. een dagboekje en noteert daar ijverig in: Ik ben jarig. Wat ik gekregen heb: 2 boeken genaamd De Woudreus en Harlekijntje op reis gekregen van Drijver en Thomassen; 2 vulpotloden, een met vier kleuren van Drijver en een van Tinie. Van Pa mooie inktpot die je omkeren kan. Van Moes een zeilboot en een vlakje en een inktlap. Van Sam en Jurrie een mooie voetbal. Van mevrouw en meneer Kolb twee gulden. Van tante An een popeye en een reddingsband in ik heb ook een prettige dag gehad.
Op die dag waren zijn vrienden Sam Presser en Jurriaan de Ruyter uitgenodigd. Die waren in tegenstelling tot IJsbrand gek op voetballen, vandaar hun cadeau. IJsbrand was eigenlijk een beetje gek op Sam die naast hem in de bank op school zat. Hij leerde vanuit de synagoge Hebreeuws en tekende IJsbrand de letters wel eens voor. IJsbrand had wel eens aan zijn moeder willen zeggen hoe lief hij Sam vond, maar hield op het laatste nippertje zijn mond. (Sam zou de oorlog niet overleven. Hij werd afgevoerd en in 1943 in Dachau een paar dagen voor zijn verjaardag vergast. Maar dat zou IJsbrand eerst veel en veel later horen.)
Het moet Pinksteren geweest zijn want de volgende dag schrijft IJsbrand neer: Vanmorgen hebben we een meetje quartet gespeeld. Daarna heb ik mij aangekleed en toen hebben wij een foto van mijn geschenken gemaakt. Toen heb ik Kees wat voorgelezen waar pa wat van opgenomen heeft. Toen heb ik op het plaatsje gebald. Toen zijn we naar het bosplan gegaan. Eerst met de tram en toen met de bus en daarna hebben we gelopen. Ook hebben we een windmolen gezien. Ook hebben we een heuvel beklommen en we zijn met de boot teruggegaan.
IJs naast zijn cadeaus |
Op de gemaakte foto staat ook een Optica filmprojector, die hij al eerder
had gekregen.
Op 29 mei: "We zijn weer naar het bosplan geweest maar nu met Moes en
tante An en Noes en Tinie. We hebben heen gelopen. Daar zijn we bij hoge bergen
zand gaan zitten, daar hebben we de hele middag gespeeld. Toen zijn we het
bosplan uitgegaan en daarna een bos bloemen geplukt. Het was een prettige dag.
IJs leest zijn broertje voor |
30 Mei: Ik heb vanmorgen in het bed gespeeld. Toen ben ik onder het bed gaan spelen. Toen zijn we naar het van Heutsz monument geweest. Daar heb ik mijn bootje laten varen en Kees de popeye. Toen midden in het spel heb ik nog verstoppertje gespeeld maar dat ging ons vervelen. Ook hebben we Tinie en Noes ontdekt. Het was een prettige middag." De lol van het dagboek bijhouden is er dan al af. Op 23 september staat er nog: "'s Morgens wou ik met Kees gaan wedstrijden maar Pa maakte er al gauw een eind aan."
In dat jaar gaat ook Kees (hij wordt dan niet meer Cor genoemd, omdat zijn oom Cor nu niet bepaald een voorbeeld was) naar de Spieghelschool eerste klas. Hij kan goed meekomen.
Thea had een man op een bankje in het Vondelpark ontmoet. Hij was werkeloos en werkte op haar gemoed in. Hij was later aan de deur thuis gekomen en had van haar een pakje boterhammen gekregen. IJ was thuisgekomen en hem jaloers ruw weggestuurd. Vreemd genoeg had hij haar geen woord van verwijt gemaakt. Integendeel!
Zij zaten niet meer in de steun. Dat was de familie te na geweest, òf ze waren door het maatschappelijk hulpbetoon aangesproken om de steunuitkeringen te restitueren, òf het was een clausule in het testament van IJ's zuster Mien. Hoe het ook zij, Henny Rogge, met nichten Riet, Mieb en Cor, brachten nu dertig gulden per week tezamen voor het gezin in Amsterdam. Thea kreeg daar twaalf gulden per week van. Dat vond ze niet genoeg en daar ontstond ruzie over. Thea was al heel wat meer mans geworden en durfde voor het eerst IJ te weerstaan. Als de gemoederen hoog opliepen werd IJ handtastelijk en begon te stompen. Eens liep ze met een blauw oog de deur uit naar haar zuster An.
IJ bleef met de verbouwereerde kinderen achter. Nu moest hij ze voeden. Hij
kookte rijst, bakte een spiegelei, een mata- sapi, en voegde daar wat trasi
visplakjes aan toe, die een doordringende stank verspreiden. Tenslotte deed hij
op elk van de borden een stuk gelatine pudding. "Is dat niet
heerlijk?" vroeg hij de kinderen vol verwachting. Die meesmuilden. Ze
hadden zelden zoiets vies gegeten.
Zonder Thea was IJ geen mens. In geen tijd was ze weer terug, met een verhoging
van het wekelijks inkomen.
Internationale gebeurtenissen worden het gesprek van de dag. IJsbrand hoort er thuis van. De Spaanse burgeroorlog was vagelijk tot hem doorgedrongen in 1936. Nu op zijn tiende maakte het nieuws van een oorlog tussen Engeland en Duitsland meer indruk op hem. Op school had hij geleerd waar die landen lagen en hij las nu heel wat beter de kranten, al was het alleen al voor de stripverhalen van Mickey Mouse en Bruintje Beer.
Verjaardag 1941 |
Verkleedpartijen en voordragen vond IJsbrand ook geweldig. Als de nichtjes er waren en de familie zat te kaarten slopen ze weg, graaiden in de kledingrekken, vonden schmink en kwamen tenslotte met hun verhitte kinderkopjes tevoorschijn uitgedost in verfomfaaide jurken, hoedjes en mantels. De familie hield dan even op met kaarten en belaadden hen met lofuitingen.
IJsbrand had veel van zijn spullen uit de feestwinkel. Die oefende ook al zo een geweldige aantrekkingskracht op hem uit met hun maskers en fopmiddelen. Zijn vader had hem, wel eens mee naar binnen genomen om iets te kopen waarmee ze iemand voor de gek konden houden. Zijn moeite werd vaak beloond. Omoe slaakte een doordringende kreet toen ze een kunstgebit in haar kop koffie vond. IJ had het toen niet meer van het lachen. Op feestjes werden namaakdrollen gevonden, omgegooide inktpotten, en allerlei ander leuks werd gedemonstreerd, zoals het mannetje die een kunstdrol van as produceerde uit zijn achterwerk.
IJsbrand had ook een goocheldoos, een hoge hoed, een toverstokje, een toverzak waarin alles verdween. Kortom een gehele uitrusting met een boekje hoe je goochelen moest. Een gezelschap amuseren, de aandacht krijgen, die hij zo node van zijn vader miste, dat waren de drijfveren die hem aanspoorden.
Hij kocht er ook wel eens schetsjes voor vermalijkheden en partijen. Maar ze waren zo flauw. Totdat hij er een vond die "Eet meer Bonen" heette. Het ging over een mannetje dat bezoek ontvangt van iemand die het eten van bonen wil bevorderen. Er volgt dan een aaneenschakeling van de gebruikelijke misverstanden. IJsbrand studeert het met zijn vriendje Frits van Unen in. Zij hebben er een daverend sukses mee en moesten het overal opvoeren: eerst bij de familie, op school, op straat en tenslotte als er een demonstratie op school wordt gegeven van het maken van gramofoonopnames, op de plaat. Telkens schaafden ze het bij om het nog leuker te maken. Zelfs in Deventer voerde IJsbrand het voor de familie op.
IJ wilde ook aan de voordrachtskunst zijn steentje bijdragen. Hij wist echter niet beter dan de "Gedichten van den Schoolmeester" van Gerrit van de Linde. Hij herinnerde zich nog het oerkomische: "Een leeuw is iemand, die bang is voor niemand!" en andere dijenkletsers. Ze gingen samen de stad in om het boek te vinden. Op het Waterlooplein hadden ze geen sukses. Daarna liepen ze ettelijke antiquariaten af. Tenslotte was er één die het had. Dat kostte Rogge wel het lieve sommetje van een gulden. Zonde vond zijn ondankbare zoon, die de gedichten onverteerbaar vond en het boek verder niet meer inzag.
Het waren niet de enige boeken die in huis kwamen. Op de veiling tikte Rogge ook wel eens wat voor heel wat minder geld op de kop. De boeken waren zo verouderd dat er nauwelijks een bod op kwam. "Uitvindingen en ontdekkingen in de Negentiende Eeuw" bestond uit meerdere banden. Dan was er "Voor het Jonge Volkje" en "De Aarde en haar Volkeren" met prachtige gravures.
Maoris op oorlogspad |
Op een regenachtige middag werden ze tevoorschijngehaald. Dan bekeken ze weer die vreemde plaat van Maori's in Nieuw-Zeeland in oorlogstooi. Ze voerden met een wrede grijs op hun getatoueerde gezichten een krijgsdans op met omhooggeheven speren. Het merkwaardige was dat het leek of ze in de lucht zweefden - al hun benen waren van de grond.
Al even intrigrerend was de plaat die een slaaf toonde die op het punt stond door een Romeinse keizer in een basin met mensetende krokodillen te worden geworpen omdat hij een kostbare vaas had gebroken. Hij keek heel angstig naar beneden. Daar waren de kadavers van vroegere lotgenoten nog in het water te zien. Stom, dat hij die vaas gebroken had.
Wel wat vriendelijker waren de boekjes met de avonturen van Bruintje Beer. Dan kwamen de kleurpotloden en waterverf op tafel en werden de plaatjes ingekleurd. Daar deden Tinie en Noes ook vaak aan mee. De muziek van de radio-distributie stond aan, er kwam snoep op tafel. Dan mijmerde IJsbrand over het plaatje van elfjes in een slee als Bruintje de Kerstman bezocht. Die plaat bracht een speciale stemming bij hem te weeg, die zijn hele leven nog zou terugkeren.
Af en toe las IJsbrand ook de kinderbijbel in goud op snee uitvoering. Hij was verlucht met houtgravures van de verhalen van de Heer der Heerlijkheid op aarde. Het kon maar niet tot IJsbrand doordringen hoe het kwam dat deze goede man verstoten werd door zijn eigen volk. Maar ja, het leven was kennelijk verraderlijk.
Op school was een bibliotheek. IJsbrand had de aardigheid van het lezen ontdekt en leende regelmatig. Hij verslond Dik Trom en Pietje Bell boeken, "Om de Schatten van Il Tigretto", "Paddeltje. Ook de boeken van kapitein Maryatt vond hij aangrijpend.
Op Koninginnedag eind augustus werd er overal vuurwerk verkocht. Daar deed IJsbrand ook graag aan mee. De rondwervelende zonnetjes, het Bengaalse vuur, de romeinse kaarsen, de gillende keukenmeiden, het was allemaal zo fascinerend. IJsbrand mocht voor een kwartje wat kopen en stak het dan voor de hele familie achter op het plaatsje af. De Ooo's en Aaaa's streelden hem.
Met de huurders hadden ze geen moeilijkheden meer. IJ mikte op verlofgangers uit Indië en wist er aan verschillende de beletage te verhuren voor f 30 per maand, zodat zij zelf vrij woonden. In 1937 hadden ze Zweerman gehad die een motor- zeilschip in Nieuwendam had laten bouwen. Toen de "Redjekih" klaar was voer de huurder er het zeegat mee uit. Daarna kwam er de secretaris van de gemeente Palembang, de Chinees Tjia, voor drie maanden wonen. In zijn plaats kwam een officier van de KNIL, Kolb, met zijn Indische vrouw. Zij waren altijd erg vriendelijk tegen IJsbrand.
Eens moest hij naar de schoolbioscoop aan het einde van de Overtoom. Hij kreeg van mevrouw Kolb een dubbeltje voor de tram. Moes stelde hem voor het bedrag te sparen en te gaan lopen. Die suggestie schoot wel wortel bij haar zoon, die niet van spaarzin ontbloot was. Nou ja, hij had eens een cent uit zijn beursje uitgegeven om zich met het pontje de Leidsekade over te laten zetten. Hij had die man al jarenlang zijn passagiers in zijn pontje, al trekkende aan een lijn, naar de overkant zien brengen. Nu smaakte hij voor een cent ook dat genoegen, alhoewel hij niet precies wist wat hij aan de overkant moest doen.
Matroos Rademaker sneuvelde in de oorlog |
Kolb bracht ook wel eens matroos Rademaker van de marine mee bij de Rogge's. Hij zou de komende strijd niet overleven. Zo'n bezoek bracht ook de realiteit van de oorlog dichterbij. Op de journaals in de bioscopen en in de nieuwsberichten werd voortdurend melding van oorlogshandelingen gemaakt. Nederland was paraat. Het hele leger was alert met fietsen uitgerust. Er werd al gehamsterd door lieden die geld hadden en zich de eerste wereldoorlog wisten te herinneren. Op de radio klonk het: "Holder-de-bolder, we hebben een koe op zolder!"
Met Sinterklaas 1939 komt er weer een pakket uit Deventer met rook- en andere worsten. Kees was natuurlijk nog de enige gelovige, maar IJsbrand kreeg toch ook nog een spoortrein van de HEMA.
Op 12 januari 1940 neemt IJsbrand weer eens de pen op en schrijft met zijn
hanepoten in zijn dagboek: Vanmorgen naar school geweest. Vanmiddag was ik
van plan te gaan schaatsen in het Vondelpark. Maar Pa gaf mij 10 cent om een
boek te gaan huren. Ik had goed gekozen. Een boek van Jules Verne 20000 mijlen
onder de oppervlakte der zee, westelijk halfrond, waar ik vijf uur in gelezen
heb deze dag.
Er waren door de gehele stad bibliotheken waar boeken voor een dubbeltje
geleend konden worden. Pa las altijd boeken over Indië van Szekely Lulofs:
Rubber, e.d. IJsbrand moest er ook wel eens een meebrengen voor zijn
vader."Vraag maar naar een realistisch boek" werd hem ingeprent.
Als Duitsland op 10 mei 1940 Nederland binnenvalt zijn de jongens in alle staten van opwinding. Ze luisteren mee met de nieuwsberichten. De wildste geruchten doen de ronde. N.S.B.- ers spionneren. Duitse spionnen zijn per parachute geland en lopen nu vermomd rond.
De school is gesloten en IJsbrand loopt met zijn vader de binnenstad in. Op het Damrak klinkt er luchtalarm. Dat is niet voor de eerste keer dat ze dat horen want er waren al oefeningen geweest. Burgerwachten en brandweervrijwilligers hadden op straat geoefend tot groot vermaak van de kinderen. Over de hele stad waren schuilkelders gebouwd. Nu het oorlog en dus menes was doken de mensen op straat de winkels in. Ook Rogge stoof een broodjeszaak naast de Cineac binnen. Even later klonken luide explosies. Na het veilig sein bleken er bommen in de buurt op de Blauwburgwal gevallen te zijn.
Er heerste een gespannen sfeer. Als de jongens met hun nichtjes samen op de Nassaukade lopen, stuiven ze weg als ze knallen horen. Het blijkt de knalpot van een voorbijrazende auto te zijn.
Intocht duitse troepen in Amsterdam mei 1940 |
Op 15 mei is alles over. Ze horen de capitulatie verklaring van Gen.Winkelman op de radio voorlezen. Rogge gaat met IJsbrand kijken als de gemotoriseerde Duitse troepen Amsterdam binnentrekken. IJsbrand is verbaasd dat zo veel van de toeschouwers de hitlergroet brengen.
De angst blijft bestaan. Als de jongens met hun nichtjes later naar Bussum fietsen zien ze zwarte slierten - wolken die steeds vreemdere formaties aannemen. Een nieuw oorlogswapen? Gifgas? Het blijken formaties vogels boven het Naardermeer te zijn.
De rust keert weer, zij het dat het straatbeeld wordt ontsiert door Duitse soldaten, verkeersborden e.d. Ze krijgen een boekwerkje in de bus, waarin getracht wordt de bevolking gerust te stellen. Het Herrenvolk is zo slecht nog niet. De Joden zijn overal de schuld van. Het is gespuis met vreemde gebruiken en gewoontes. Ze zijn net als ongedierte een plaag.
Kees Spieghelschool 1941 |
De kinderen gaan dat jaar over. Kees heeft het aardig gedaan dit eerste jaar. De jongens groeien op en zijn aan een eigen kamertje toe. Ze barsten uit hun woning. Thea zou wel iets veel groters willen. Ze heeft iets op de Stadhouderskade te huur zien staan. Maar IJ durft het niet aan. Dan dient zich er de gelegenheid aan om een benedenhuis aan de Jacob van Lennepkade nr. 59 te huren. Het is de z.g. goede zijde, want het overige deel van de kade staat niet in hoog aanzien. Zonder woonboten en auto's ligt de kade er rustig bij. De huur van f 48 p.m. ligt meer binnen hun draagvermogen. Het huurcontract wordt gesloten en in juli gaan ze over. De Oostenrijkse familie Schönhofer gaan mee. Hij heeft een leerwarenfabriek Lemofa op de N.Z.Voorburgwal waar o.a. peau- de-suède portemonnaies en tasjes worden gefabriceerd.
Jacob van Lennepkade 59 |
Voor de jongens is de nieuwe woning een geweldig avontuur. Ze rennen door het huis. Ze hebben er nu een heel souterrain bij en zelfs een tuin. IJ timmert voor hen kamertjes in het souterrain, dat gelijkvloers is met de tuin, maar flink onder het niveau van de straat. Daar zijn maar kleine raampjes.
IJsbrand, die al zijn ouders boven het hoofd begint te groeien, moet er wel gebukt lopen. Er is een mooie rozentuin, die dadelijk door Pa wordt ondergespit en sindsdien nooit meer die pracht heeft bereikt. Een grote kastanjeboom krijgt de schuld. IJ zint er op hem kwijt te raken. Die mag je echter niet zo maar omhakken. Hij went alle middelen om het dan maar op een ogenschijnlijk natuurlijke wijze te doen. De boom geeft geen krimp en spreidt zijn bladerdak steeds wijder uit zodat de gehele tuin en het souterrain praktisch immer in de schaduw liggen. De boom zal uiteindelijk taaier blijken dan zijn belager.
Ze verhuren er toch een kamer bij op de parterreverdieping om de hoge huur
te bekostigen.
In hun zomervakantie mogen ditmaal Kees en IJsbrand samen bij tante Riet
logeren. Voor Kees is dit de eerste aanraking met de Deventer familie en hun
luxe omgeving. Hij is uitgelaten, schreeuwt, gooit een handvol grint in de
keuken - kortom hij is moeilijk handelbaar. Zodat dit bij een eerste en laatste
bezoek blijft. IJsbrand weet zijn tante Mieb een clownspak afhandig te maken.
Hij is er wild mee en dost zich er vaak mee uit.
IJsbrand's krantje |
Een half jaar daarvoor had IJsbrand al eens een krantje geproduceerd. Het heette de Vriendenbode en bestond uit één velletje papier. Hij moest het dan ook helemaal met de hand in blokletters schrijven. Er slopen nog wel eens wat foutjes binnen, maar een kniesoor die daarover viel. Het eerste nummer is uitsluitend gevuld met wetenswaardigheden (Bijvoorbeeld: "Een paar jaar geleden verscheen in een Japanse krant het einde van een feuilleton die 21 jaar gelopen had en in 7300 stukken had verschenen.") en puzzels waarmee men een doosje schrijfbenodigdheden kon winnen. Hij hoopt er in Deventer abonnee's voor te werven voor één gulden per jaar. De familie zet iedereen onder de druk om zich op te geven, zodat IJsbrand later met heel wat guldens thuiskomt. Na verloop van tijd zijn die allemaal verdwenen, opgegaan in de huishouding. IJsbrand moet zijn krantje in blokletters schrijven. Hij gebruikt carbonpapier maar kan slechts ‚‚n kopie maken. In zijn tweede nummer zijn tekeningen van actuele gebeurtenissen: "De opbouwdienst leert zwemmen", "Bij Noordwijk is het strand afgezet", "Rijnaken worden allemaal naar het IJ gevoerd om doormidden gehakt te worden. Er liggen reeds 300 (Dit was zeer geheime informatie en sloeg op voorbereidingen voor de aanstaande Duitse invasie in Engeland) en tenslotte: "Het Amsterdamse leven gaat zijn gewone gang." Daarna een alarmerend stukje: "TIJDBOMMEN OP AMSTERDAM". In de nacht van dinsdag op maandag toen er magnesiumbommen werden gegooid, hebben de engelsen ook twee tijdbommen op de huizen en op straat geworpen. De halve Kinkerstraat was afgezet. Alle huizen waren ontruimt.", volgens de redactie.
Dan volgt een praktisch stukje over hoe je een rol verduisteringspapier voor de ramen moet maken. "Tenslotte: De post wordt steeds duurder en omdat ik het krantje niet als drukwerk kan versturen wordt de prijs op 10c + 20c = Ÿ 0,30 geplaatst." Er verscheen nog een nummer een half jaar later. De abonnee's konden verder naar hun geld fluiten.
Heel langzaam drukt de bezetting zijn stempel op de stad. Allerlei verenigingen werden verboden w.o. de Theosofie en de Vrijmetselarij. Vrijmetselaars waren uit hun gebouw aan de Vondelstraat gezet. Het stond nu leeg en dat ging aan de straatjeugd niet voorbij. IJsbrand en zijn vriendje Frits van Unen besluiten er binnen te dringen. Planken van de dichtgespijkerde ramen worden losgewrikt en daarna wurmen zij zich naarbinnen. Een vochtige rottende walm komt hun tegemoet. Ze sluipen door de glibberige kelder. Het gebouw is leeg maar overal liggen nog restanten van papieren en de boekhouding verspreid. Hun voetstappen klinken hol in het trappenhuis.
Ze beseffen dat hier rijke mogelijkheden bestaan om zich uit te leven. Ze voelen zich hier heer en meester en besluiten een verbond op te richten. Die van de Zwarte Hand. Nieuwe leden worden in dit gebouw ingewijd. Al gauw is het eerste slachtoffer gevonden. Zijn opgave is gewoon het gebouw te durven betreden. IJsbrand en Frits hebben echter valstrikken klaar. In de Grote Zaal hebben ze brandbare film gespannen. Als de candidaat zo moedig is de glibberige kelder door te waden, wacht hem het vuurwerk in de Grote Zaal, waar inmiddels de filmstroken zijn aangestoken. Tegelijkertijd klinkt een oorverdovend lawaai uit het trappenhuis. Door het dakraam hebben de jongens emmers met grint omgekeerd, dat zich nu met vrezelijk geraas langs de treden een weg baant naar beneden.
Niet alleen de kandidaat kreeg het nu te kwaad ook de ontgroeners bemerkten dat ze het te bont hadden gemaakt. Buiten in de Vondelstraat had zich een menigte verzameld aangetrokken door de vreemde geluiden. Politie was in aantocht. Net op tijd wisten de jongens uit het huis weg te glippen en als brave halsen tussen het oploopje door te verdwijnen.
Nu dit te riskant bleek werd naar nieuwe objecten gezocht. Frits had ontdekt dat aan de andere kant van het park in de van Eeghenstraat villa's leegstonden. Ze hadden toebehoord aan gevluchte Joden. Op een zaterdagmiddag werd ook hier ingebroken. Tot hun verbazing bemerkten ze dat er zelfs nog electra en warm water was in de weelderige badkamers met fitness instrumenten. De volgende keer namen ze handdoeken mee en gingen luxe baden.
Dat was heel wat anders dan het badhuis op de Da Costakade waar ze elke week naartoe moesten. Ze moesten dan wachten tot een bazige badvrouw hun in een badcel commandeerde. En oh, wee, als ze een minuut later dan het half uur waren waar ze voor tien cent recht op hadden.
Ze voelden zich nu de wereld te rijk, daar heel alleen in die grote villa. IJsbrand vond het opwindend met Frits naakt in bad te gaan. Even prikkelend als hij soms met vriendjes in het A.M.V.J. bad zich omkleedde. Ze bekeken dan elkaars lichamen.
Hij had tegen die tijd zijn zwemdiploma gehaald. Het had heel wat moeite gekost. Het ergste was wel als hij achter een stok van badmeester Servaes aan moest zwemmen over de gehele lengte van het bad. Hij dacht dat hij zou verzuipen, maar haalde het dan toch. De diploma's werden uitgereikt tijdens een officiele samenkomst waar alle ouders bij tegenwoordig konden zijn. Zij hadden trots hun zwemkunst gedemonstreerd, watergetrapt, gedoken en van de hoge gesprongen.
Zwemmen was toen een afleiding van jewelste voor IJsbrand geworden. Hij wist
een flink aandeel te leveren in de algemene cacafonie van geschreeuw in het
bad. Goed, ze werden wel eens door een badmeester uit hun hokjes gesmeten als
hij niet kon wachten met schoonmaken, en er werd altijd over de randen van de
douches heen gekontroleerd of ze wel een zwembroekjes uitdeden, maar dat was
alles onderdeel van het gebeuren.
Zelfs Pa ging wel eens zwemmen. Dat deed hij heel statig. Als hij op zijn rug
ging liggen leek het net alsof hij dreef. Hij bewoog alleen zijn handen. Dat
vond IJsbrand knap want hij zag niemand anders het doen. Hij was blij toch nog
iets goeds in zijn vader te ontdekken. Wel was vreemd dat zijn vader's lichaam
geheel behaard was als een mensaap!
Pa bezocht nog steeds veilingen. Van een was hij teruggekomen met een Ernemann Kinox 35mm projector en een stapel films. Er was een journaal bij die toonde hoe een revolutionair de Oostenrijkse kroonpring Frans Ferdinand in Serajevo doodschoot. De allereerste aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. Er was ook een tekenfilm die de draak stak met de Duitsers in de loopgravenoorlog die volgde. Uit hun mond kwamen in ballonnetjes teksten in het Frans, waar niemand iets van begreep. Tenslotte was er een cowboyfilm. Nadat er een voorstelling gegeven was voor de familie ging alles weer in een kist. Naar Pa's zin veel te lang. Dus werd er een advertentie gezet toen er een lepeltje als premie werd uitgeloofd. Een sjofele man kwam er op af. Na loven en bieden werd een prijs van tien gulden afgemaakt. Ijsbrand zag beteuterd toe hoe zijn speelgoed versjacherd werd. Het ergste kwam nog toen de man met de projector verdween onder de plechtige belofte het geld later aan te komen reiken. Hij kwam nooit terug. IJsbrand kon zijn vader moeilijk die goedgelovigheid vergeven.
Een andere aankoop waar hij langer plezier van zou hebben was een staande gramofoon met zwengel en een stapeltje platen. De melodieën zou hij zijn leven lang niet vergeten. Caveleria Rusticana, de Mikado, Noël. Pa kocht er ook wel eens een plaatje bij: Underneath the spreading chestnut tree, en Indonesische krontjongs: Nina Bobo en Boeroe kaka-loea.
Op 13 mei 1941 schrijft hij weer eens in zijn dagboekje: 10 mei was ik naar de postzegelmarkt geweest. Want ik heb liefhebberij in het postzegelverzamelen gekregen. Op de markt heb ik een goede vangst gedaan, maar een niet goede vangst was de verkoudheid. Pa zegt dat het komt omdat ik geen hoedje op had. Nu zit ik de hele dag in bed. Gisteren heb ik de portefeuille gelezen. Nu ben ik een krant aan het maken. Pa heeft nog een ameublement gekocht rood en gisteren de kamers verhuurd.
Voor zijn vader was elke jongen die niets op zijn hoofd droeg een
straatjongen. Hij droeg zelf ook altijd een hoed en was daar misschien ook wel
vroegtijdig kaal door geworden. Zijn eigen verklaring daarvoor was dat hij na
gebruik van een haarverfmiddel bestaande uit een zilververbinding zich de haren
uit het hoofd kon trekken.
Zijn zoon had helemaal geen zin in die belachelijke hoedjes. Daar was dan ook
altijd strijd over. Kees hoefde slechts nee te zeggen en daarmee was gewoonlijk
de strijd beslecht.
Het postzegelverzamelen sloeg wel bij IJsbrand aan. Zijn vader had hem met een paar Indische zegels naar de postzegelmarkt gestuurd. Een paar handelaren hadden die hem voor een paar centen afhandig gemaakt. Aan de andere kant kocht hij ook weer wat. Van zijn vader kreeg hij voor zijn twaalfde verjaardag een album Nederland en Overzeesche Gebieden, waar hij druk in begon te verzamelen.
Mr. Zwart las hieruit voor in de zesde klas |
Kees bleef dat jaar zitten. Hij had veel onvoldoendes. IJsbrand ging met drie vijven met de hakken over de sloot en nam afscheid van de Spieghelschool. Het laatste jaar had hij wel prettig gevonden. Hij had tenminste geen oudere jongens meer boven zich gehad en voelde zich nu een hele Piet. Meester Zwart had de naam een tiran te zijn. Hij kneep je bij een vergrijp in de wang en draaide die langzaam om terwijl hij je een ferme oorvijg verkocht. Het was een probaat middel om orde te handhaven. Maar hij viel toch wel mee als hij op zaterdag tijdens het laatste lesuur het boek Willem Roda tevoorschijn haalde en voorlas over diens avonturen tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika.
Postzegelalbum, goochelaarsattributen op zijn 12de verjaardag. |
Er werd een feestje voor de klas gehouden. IJsbrand voelde zich natuurlijk geroepen om met zijn vriendje Frits op te treden. Ze hadden een nieuw stukje ingestudeerd over een man die een huwelijksburo denkt te bezoeken, maar bij een autoverkoper terecht komt. Het zat er niet zo goed in als hun Eet meer Bonen. Daarna goochelde IJsbrand nog wat. Bij één onderdeel had hij zich deerlijk vergist in de goedgelovigheid van zijn publiek. Een jongen had door gehad dat hij een fopbonbon door IJsbrand werd aangeboden en daagde hem uit zelf zijn tractatie op te eten als die zo lekker was als hij beweerde. IJsbrand vond het zijn eer te na om te bekennen en at meesmuilend de met mosterd gevulde bonbon op zonder een spier te verrekken.
Ze gingen ook nog met de klas naar Valkeveen aan het IJsselmeer. Het was een hele belevenis met al die jongens samen te slapen. Er was nog wel iets gebeurd met een oudere jongen in de klas, maar daar werd heel geheimzinnig overgedaan. Je moest pubers niet op gedachten brengen!
Ook ditmaal mocht IJsbrand weer logeren in Deventer. Hij bracht ook een paar dagen bij tante Mieb door op de Buitenkamp. Daar werd hij in het wekelijkse bad gedaan door hun zoon Thom en zijn verloofde Marianne. Hij had dat maar vreemd gevonden. Hij kon zichzelf toch wel wassen? Tegen het einde van de vakantie was zijn vader hem komen ophalen om met de trein terug te gaan. Tante Riet had hen het heilige kruis nagewenst.
Nico Visscher, de broer van Leo die nu triomfen beleefde, logeerde een paar maanden op de van Lennepkade. Hij was een ijverig knutselaar, knutselde radio's in elkaar of repareerde ze. IJsbrand was diep onder de indruk van zijn gereken om de juiste onderdelen te gebruiken. Ook voor IJsbrand werd een radio in elkaar geknutseld. Maar lang zou hij daarvan geen lol hebben. Ijsbrand zelf raakte nu ook gefascineerd van electra. HIj knutselde een bel met een drukknop aan de straatzijde bij zijn kamertje in het souterrain, zodat zijn vriendjes zich direct bij hem konden melden i.p.v. aan de deur. Hij las jeugdblaadjes als Doe Mee waarin schema's stonden om b.v. zelf een bel te maken.
Woningaanbod op 25 mei 1941 |
IJsbrand ging daarna naar de M.U.L.O. in de Da Costastraat, die toen omgedoopt was in de van Tienhovenstraat. Hij kende die straat wel vanwege het snoepwinkeltje De Koperen Cent. Hij kocht daar wel eens een zoetzure bom voor een cent, maar die tijden waren over. Nu werd hij met meer huiswerk en studeren geconfronteerd. Daar had hij een broertje aan dood want hij kon moeilijk iets onthouden. Voor de les moest hij altijd nog doornemen wat er overhoord zou worden. Bij repetities schreef hij met een fijn pennetje jaartallen op zijn nagels en op heel kleine papiertjes die hij in de handpalm verborg. Na dat monnikenwerk stonden die feitjes zo gegraveerd in zijn hoofd zodat hij de spiekbriefjes niet meer nodig had.
Er waren vriendjes vanaf de Lagere School meegekomen. Daaronder was Ton van Baalen, zoon van een fietsenmaker, die boven een slijterij in de Bosboom Toussaintstraat woonde. Ton was een joviaal en enthousiast type. Hij wijdde IJsbrand in met opwindende informatie over het sexleven van zijn ouders, hun gebruik van kapotjes e.d. Op een dag kwam hij een nieuwe ontdekking aankondigen. Als je maar lang genoeg aan je piemel trok dan kwam er wit zaad uit. Het was een heerlijk gevoel. Hij deed het voor. IJsbrand vond het een beetje overkwikkelijk gezicht. Hij ging het wel thuis uitproberen en bemerkte dat zijn vriendje niet overdreven had. Een extatisch gevoel had zich van hem meester gemaakt, dat hem boven alles verheef. Hij deed het nog eens en nog eens. Hij rapporteerde zijn bevindingen aan Ton. Weldra hielden ze bij hoe het er voor stond, alhoewel ze het niet gemeenschappelijk deden. IJsbrand was de pubertijd binnengetreden.
Met zijn vriendje Frits van Unen zette hij zijn kattekwaad op straat voort. IJsbrand hing altijd met zijn arm om de schouder van Frits als ze over straat zwalkten. Ze trokken de binnenstad in. In het Hirschgebouw op het Leidscheplein gingen ze op en neer met de lift. Ze voelden zich de koning te rijk. Als ze betrapt werden vertelden ze dat hun ouders inkopen deden. Elke week beproefden ze hoever ze gaan konden. Maison de Bonnetrie en deftige kantoren kwamen aan de beurt. Af en toe moesten ze wel eens hard weglopen als ze betrapt werden. Het was een welkome vlucht uit de grauwe benauwende sfeer die zich van Amsterdam meester maakte.
Op een dag werd aangekondigd dat alle radio-toestellen moesten worden ingeleverd. Ze togen braaf met hun oude wrakken naar het gymnastieklokaal van de Spieghelschool waar de inzameling plaats vond.
's Avonds was er behalve huiswerk ook niet zo veel te doen. Af en toe was er wel de Bonte Dinsdagavond trein. Zondag volgden ze Ome Keesje op de radio-distributie, waarop ze nu maar een abonnement hadden genomen. Als IJsbrand huiswerk maakte drongen de klanken van klassieke muziek onbewust tot hem door, zodat hij sommige bekende passages wist te herkennen. Van de Ramblers, Kilima Hawaians, Malando en andere dansmuziek moest hij niets hebben. Hij ging ook vaak bij Frits spelletjes spelen. Monopolie. De inzetten liepen zo hoog op dat ze eigen waarden aan het papiergeld toekenden. Om geld konden ze niet spelen want dat hadden ze nauwelijks.
Frits wist een andere attractie voor op straat: dingen pikken bij de HEMA! IJsbrand begon het een beetje benauwd te krijgen met die ideeën van zijn vriendje en vertelde het thuis aan zijn moeder. De boot was aan. Frits was geen goed vriendje meer voor hem. Er werd door oom Hendrik Jan met zijn klasse- leraar Peters gesproken. Besloten werd om de jongens voortaan niet meer naast elkaar te laten zitten. Daarna trad er een verkoeling op in hun relatie.
Voornoemde oom Hendrik Jan was de man van dochter Cor van Pa's zuster. Zij hadden elkaar leren kennen bij de Oxford Beweging, later de Morele Herbewapening. Toen ze tenslotte wilden trouwen stijgerde de familie. Ze vonden Hendrik Jan maar een clownsfiguur. Er werd voortdurend de gek met hem gestoken. Cor was behoorlijk mans en wilde van geen wijken weten. Ze trouwden toch in Deventer en gingen daarna aan het Oosterpark in Amsterdam wonen. Vandaaruit konden ze goed toezicht houden op de Rogge's. Ze droegen tenslotte bij aan de wekelijkse ondersteuning van het gezin.
Ook IJ had geen hoge dunk van de man, trouwens van niemand bij wie hij zelf niet aan het woord kon komen. Hendrik Jan had ellenlange verhalen over zijn werkkring bij Holdert die de Telegraaf uitgaven. Hij diste in geuren en kleuren op wat hij allemaal tegen zijn superieuren durfde in te brengen. Cor die die verhalen al oneindig veel aan had moeten horen, zat onderwijl geduldig de reacties op de gezichten van zijn toehoorders te bestuderen terwijl ze in haar neus peuterde. Af en toe gaf ze in haar diepe mannelijke stemgeluid een commentaar.
Ze hielden ook vaak stilte. Dat moet voor Hendrik Jan wel een offer geweest zijn. Zij kregen in de stille tijd antwoorden op problemen die zij stelden. Ook op de problemen van de Rogge's. Die werden niet in dank aanvaard en hielpen ze meestal van de wal in de sloot.
Als uitlaatklep op het grauwe leven wierp IJsbrand zich op zijn hobbies. Hij verslond detective boeken. Vooral Leslie Charteris met de Saint stond hoog op de lijst. IJsbrand had het poppetje waarmee de Saint zich placht te identificeren geadopteerd. Het werd zijn mascotte waarmee hij al zijn schriften sierde. Een andere geliefde detective was Blauwmasker, de meester-inbreker. Op een avond sloop IJsbrand er zelfs op uit naar het leegstaande gebouw van de Odd Fellows aan de Paulus Potterstraat en trachtte daar met een blauwmasker voor naar binnen te dringen. Het werd een flop. De moed was hem al gauw in de schoenen gezonken toen hij bemerkte dat Amsterdam tijdens de bezetting wel iets anders was dat de romantiek van een boek.
Schrijven was nooit IJsbrand's fort geweest. Nu in de oorlog was schrijfgereedschap nauwelijks meer voorradig. Hij knoeide met vulpennen en sleep de punt bij in de hoop dat ze beter over het papier zouden glijden maar het resultaat was meestal dat ze een inktbad veroorzaakten. Er werd trouwens in allerhande zaken gehandeld, want in de winkels werd het aanbod steeds schaarser en alles kwam op de bon, zelfs schriften.
Als hij zijn les niet goed kende betekende dat strafwerk. Van leraar van der Werf kreeg hij eens voor strafwerk een hoofdstuk uit het Dierkunde boek over te schrijven. De doodsaaie tekst verveelde hem. Hij begon grapjes in de tekst te verwerken: de sperwer vliegt van boom tot boom met zijn boodschappentas in zijn vlerk, enz. Tenslotte gooide hij alle remmen los en schreef proestend van het lachen een persiflage op de slaapverwekkende tekst. Hij vond het jammer dat die verloren zou gaan en spoorde de leraar bij het inleveren aan toch eens iets van die tekst te lezen. Die bemerkte al spoedig waar het om ging en kon de grap wel waarderen. IJsbrand mocht nu zijn strafwerk voor de klas voorlezen en werd ook in andere klassen uitgenodigd om hetzelfde te doen.
Het postzegelverzamelen werd nu ook geïntensifeerd. IJsbrand kreeg nu
zakgeld en kon daarvoor op de postzegelmarkt inkopen doen. Eens dacht hij de
slag van zijn leven geslagen te hebben met de aankoop van een hele zeldzame
afwijking, de z.g. groene 5 cents bontkraag, die voor acht honderd gulden
genoteerd stond. Later bleek bij kritischer beschouwing dat hij in zijn
enthousiasme de 5 voor de 3 cent aangezien had en de zegel nauwelijks iets
waard was.
Artikelen werden schaars en daarmee was een zwarthandel ontstaan waarin
behoorlijke bedragen werden verdiend. Voor het zwarte geld was belegging in
postzegels geliefd dus stegen de prijzen gestadig tot IJsbrand's tevredenheid.
Ook zijn filmhobby herleefde. Hij wilde weer zo een projector als hem afhandig was gemaakt terugkopen. Dat bleek niet eenvoudig omdat er veel vraag naar toestellen was om voorstellingen te geven aan onderduikers die zich wezenloos verveelden. IJsbrand placht elke woensdag en zaterdag de binnenstad in te trekken. Hij richtte zijn schreden naar al die winkeltjes waarvan hij wist dat ze wel filmapparatuur of films aanboden. Allereerst Lux op de Nassaukade, dan uitdragerszaakjes in de Jordaan en tenslotte Barnard in de BinnenBantammerstraat. Het werd een obsessie voor hem. Hij ploos advertenties in de krant na, of er iets aangeboden werd. 's Nachts droomde hij ervan een winkel te ontdekken waar in een duister hoekje een mooi toestel of een stapel films stonden. Dromen die hem tientallen jaren bleven achtervolgen zelfs toen zijn interesse al verdwenen was.
Uiteindelijk werd zijn speurzin beloond. In een winkeltje in de Jordaan werd een 35mm projector projector aangeboden met een stapel films. De prijs was niet mis, vijftig gulden. Dat had hij niet op zijn spaarbankboekje staan. Hij verkocht een aantal dingen, kon van zijn grootmoeder lenen. Niet lang daarna was hij de trotse eigenaar van de projector. Nu bleek echter de lamp heel zwak te zijn. Een nieuwe speurtocht volgde naar een reparateur. Hij ontdekte een Frits Schuster aan het Sarphatiepark. Zijn wereld was een openbaring voor IJsbrand. Zijn hele zolder stond vol met filmtoestellen en (brandbare) films. IJsbrand zou hier wel zijn hele leven kunnen slijten.
Frits bouwde een stofzuigermotor aan de projector en soldeerde er een lamphuis met een sterke lamp aan vast. Het was allemaal niet goedkoop en IJsbrand moest zich steeds verder in de schulden steken. Het ergste was dat zijn eerste voorstelling voor de familie op een ramp uitliep. Hij had nog zo mooi een laken tussen de suite-deuren gespannen, zodat de toeschouwers aan één kant en hij met zijn projector aan de andere kant kon staan. Al direct na aanvang bleken de 'verbeteringen' van Frits een ramp: het lampenhuis werd zo heet dat in geen tijd de kostbare lamp de laatste adem uitblies. Gevaar voor een explosie van de brandbare films dreigde. IJsbrand stond schaakmat - zonder geld en een onbruikbaar apparaat.
Souterrain maart 1942 |