De W E R E L D E N van I J S B R A N D III
Cornelius Hendrik maakt zijn opwachting |
Personen:
Cor of Kees, mijn drie jaar jongere broer
Pa, of IJ = vader
Moes, of Thea = moeder
Tine en Noes zijn dochters van mijn moeder’s zuster An
Mieb en Riet zijn dochters van mijn vader’s zuster Mien
IJ lijdt onder het beklemmende gevoel dat hij Thea helemaal begint te verliezen. Daar is hij dan in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. De geldproblemen hebben hem danig aangegrepen. Hij is nu haast zestig jaar en worstelt met zijn identiteit in de overgangsjaren. In Indië was hij de grote baas, de "toean besar", die naar hartelust genoot van zijn avonturiersleven. En nu: opgesloten op een zolder in een kneuterige betuttelende maatschappij met weinig meer dan een collectie herinneringen aan de dagen in Indië toen alles hem lukte. En dan een vrouw die daar nauwelijks begrip voor heeft - daar niet in kan komen.
Thea op haar beurt leeft in zijn schaduw, maar heeft een kind als troost. De achterliggende jaren hebben haar introverte zieleleven volkomen verstoord. Haar liefde voor IJ, is getaand. Voor haar is hij van zijn voetstuk gevallen nu hij zich zo laat aangrijpen door précaire financiele omstandigheden. Zij heeft het nooit breed gehad en is bereid om zelf alles aan te pakken om zich omhoog te werken. Maar ja, dat past niet in IJ's visie dat de man kostwinnaar is en de vrouw achter het fornuis staat! Haar moeder heeft het ook met haar te doen. Schrijft zij aan haar dochter An: "Thé heeft ook niet te veel in haar leven. Ik hoop dat die 't nog eens beter krijgt."
In mei 1932 bemerken ze tot hun schrik dat Thea weer in verwachting is. IJ laat er een kininekuur op los, drie maal twintig pillen neemt Thea in. IJ noteert: "Achteraf niet voldoende. Deze verwachting is deze keer ongewenscht omrede wij thans financieel op zijn en moeten bestaan van een pension wat veel werk eischt. Thans reeds voelt Thea zich vlug moe en misselijk."
Bij IJsje's derde verjaardag ontvangt Rogge twintig gulden van zijn zuster Mien. Ze kopen er voor hem een matrozenpakje en schoentjes voor. Van de huurders, de dames Geipel, krijgt hij een Tiroler pakje.
Op 8 juni 1932 gaat IJsje naar de Christelijke Voorbereidende Fröbelschool op de Overtoom 105. Voorlopig voor halve dagen. Hij vindt het erg leuk.
"Opgeruimd staat netjes." denkt zijn vader, die dat gejengel van hem er niet bij kan hebben. In juli begint IJsje te hoesten. Het is benauwd en warm op de
zolderkamer waar ze slapen. Dr.Esso konstateert kinkhoest. Het benauwde hoesten zal nog maanden aanhouden. Hij moet daarom wel eens thuisgehouden
worden van zijn schooltje.
In augustus 1932 laat Thea zich in het Wilhelmina Gasthuis inschrijven voor bevalling. Dat is goedkoper dan thuis. Elke veertien dagen wordt ze nu gekontroleerd.
IJsje is blij de spanningen thuis te kunnen ontsnappen. Hij lijkt veel bedaarder te worden, konstateert zijn vader. Zijn meisjeskapsel heeft nu bij de kapper plaats gemaakt voor een jongenskopje.
Eind augustus gaat hij met de dames Geipel, de aardige logé's, naar IJmuiden en speelt in zee. In oktober gaat hij met zijn moeder logeren bij tante Gré die met haar dochtertje Lida in Zandvoort buiten het seizoen goedkoop een woning gehuurd heeft.
Voor IJsje is de kleuterschool een openbaring. Hij gaat er nu hele dagen naartoe en speelt graag met de kinderen. De jufs zijn aardig voor hem. Zij vertellen allerlei wonderbaarlijke dingen. Zo hebben zij het maar steeds over een paradijs met een zekere Adam en Eva, die om onverklaarbare reden zich bedekken als God voorbij trekt.
Als ze zingen hebben ze het over "bêen". Wiens been dat is begrijpt IJsje maar niet. Dat het op gebeden slaat dringt niet tot hem door. Zingen is ook leuk: " Als ik eens een vogeltje was, oh, wat zou ik vliegen...", maakt hem weemoedig.
Met krijt krast hij in een klein bruin schriftje. Daar oogst hij tot zijn verwondering lof mee. Ook voor zijn knoeiwerk met klei. Een ander mysterie is dat van het geschreven woord. Als Juf even weg moet wijst ze een jongetje of meisje aan die voor de klas moet gaan staan om toe te zien wie stout is. De namen van de boosdoeners moeten door het oppassertje op het bord worden geschreven. Aangezien ze niet kunnen schrijven behoeven ze alleen maar met het krijtje een golvend streepje op het bord te zetten. Als de Juf terugkomt is alles vergeten en vergeven want uit de lijntjes kan ze toch niet opmaken wie de zondaren zijn. Maar die zijn er wel. IJsje kijkt bijvoorbeeld wel eens in het broekje van Jantje naast hem op de bank. Hij voelt wel aan dat als Adam en Eva zich bedekken je niet onder het vijgeblaadje mag kijken. Een andere geheimnis is dat de meisjes een aparte WC hebben. Daar zouden de jongens graag willen kijken alleen al vanwege de geheimzinnigheid. Maar ja, dat is taboe.
Jantje heeft stoer bretels aan. IJsje vraagt daar ook om thuis. "Nee hoor, geen bretels. Die worden alleen maar door straatjongens gedragen.", moppert zijn vader. IJsje had nooit vermoed dat Jantje een straatjongen was.
Als het middagpauze is blijft hij over en eet boterhammen uit een leuk rond broodtrommeltje waar zo'n weeïg luchtje uit komt. Dan gaan ze voorover
leunend met het hoofd op de armen een middagdutje doen.
Midden december 1932 voelt Rogge zich opgesloten in een val. Zijn hoop is vervlogen op spoedige terugkeer naar Nederlandsch-Indië, of enig sukses met zijn ondernemingen. Hij buigt zijn hoofd en moet de vernedering ondergaan zich aan te sluiten bij bij het leger werkelozen die naar Maatschappelijke Steun stappen om een uitkering van dertien gulden per week aan te vragen. Hij wordt door een barse ambtenaar aan het loket ondervraagt. Elke dag moet hij zich op de 2e Kostverlorenkade 132 vervoegen en in de rij staan om een stempel te halen. Dan weten ze zeker dat hij toch niet stiekum werkt of de stad uitgaat.
Op 21 december 1932 krijgt Thea om één uur 's morgens weeën. Ze had zich tot het laatst toe goed geweerd en deed nog het zwaarste huishoudwerk. Om 3 uur haalt IJ een taxi waarmee Thea naar het Wilhelmina ziekenhuis wordt gereden. De bevalling moest tot 5 uur wachten omdat er nog patienten voor waren. Dan krijgt ze een spuitje en bevalt heel gemakkelijk van een zoon. Aan zijn teentje bungelt een kaartje: Rogge. Gewicht 7 pond 3 ons. Hij ziet er gezond uit en het evenbeeld van IJsje, tekent zijn vader aan.
IJsje vindt het heel vreemd dat zijn moeder weg is. "Moes is naar het ziekenhuis. Je krijgt er een broertje bij. Hij heet Cor." stelt Pa hem gerust. Er een concurrent voor zijn moeder's liefde bij te krijgen is een heel vreemde gewaarwording voor hem. Na tien dagen komt Thea uit het ziekenhuis. Cor blijkt toch tengerder gebouwd dan IJsje bij de geboorte. Zijn gezichtje is fijner. De grote ogen donkergrijs.
Het vriest en prompt is Cor neusverkouden. Pa en Moes nemen IJsje mee te wandelen in het Vondelpark. Hij ziet verbaasd mensen schaatsen op de bevroren vijvers. Als ze oversteken zingt zijn vader: "Nou gaan we naar de overkant - O ko wasj." Niemand zal ooit weten waar hij die uitroep vandaan heeft. IJ neemt getrouw zijn camera mee, alles moet vastgelegd worden is zijn motto.
In april 1933 krijgt IJsje jeukerige vurige puistjes over zijn lichaam. Dr.Esso konstateert waterpokken. Een week later heeft Cor het ook al te pakken. Na een paar weken zijn ze geheel genezen. Dan slaat weer een kinderziekte toe. De mazelen. Cor neemt dat niet over, maar bij hem wordt in augustus een lichte vorm van Engelse ziekte vastgesteld, omdat hij steeds zo bleek is.Twee maal per week levertraan en een zoutwaterbad moeten hem er vanaf helpen.
Naarmate IJsje grotere afstanden kan afleggen is het ook tijd dat hij geïntroduceerd wordt bij het wonderlijke stel kennissen van zijn vader. Dat is niet een onverdeeld genoegen. De familie Krook in de Pieter Aertszstraat spant wel de kroon. Hij heeft veel donkere kinderen. Daarmee kan IJsje best opschieten. Alleen halen hun grotere broers vreemde dingen met IJsje uit. Hij wordt bij meegenomen naar de duistere slaapkamer. Daar onder een luik onder het ledikant zitten spoken, vertellen ze, en er gebeuren lugubere dingen. IJsje hoort het met rode oortjes aan. Ze willen hem door het luik duwen. Thuisgekomen droomt hij er van.
Hij is liever bij dochter Sally in de keuken. Daar bakt zij kabeljouw voor de rijsttafel."Weet je hoe laat het is?", vraagt Sally. "Al kwart voor vijf",zegt IJsje, die al hongerig begint te worden. "Hoe weet je dat nou? Ze leren toch geen klokkijken op de kleuterschool?". IJsje zwelt van trots dat zoiets bewondering afdwingt. Moet hij op letten. De kabeljouw verspreidt een smakelijke geur door de nauwe ruimte. Zijn maag knort.
"Wij gaan kamperen in een bos. Ga je mee?" Dat is een propositie waar IJsje eens goed over na moet denken, want met deze mensen weet je maar nooit. Dan bedenkt hij nog een komplicatie. "Hebben jullie dan een WC?"Eindelijk is de rijsttafel klaar. Iedereen krijgt een bord op zijn schoot met rijst en vis. Zijn vader bedient zich rijkelijk van sambal. IJsje kijkt vreemd op als hij de kinderen met hun vingers ziet eten, terwijl hij zo zijn best moest doen een lepel te hanteren.
Later gaat hij met Sally wandelen in de Ferdinand Bolstraat. Het heeft net geregend. Het asfalt glimt. De lichtjes gaan aan. De etalages liggen vol met allerlei aantrekkelijke
spullen. IJsje geniet. Het is allemaal zo feestelijk. Sally zingt een liedje: "Little man you're crying". Boven hen strekt zich het azuurblauwe firmament. Ze zien de sterren flonkeren. Het is een bijzonder moment.
IJ heeft een oogje op Sally, dat verklaart waarschijnlijk zijn veelvuldige bezoeken aan huize Krook. Niet dat hij een kans maakt. Overigens heeft hij ook nog een verre geliefde. Het is Roosje Klaasen, een halfbloed onderwijzeres uit Batavia. Had hij niet bij Thea een kind verwekt, dan was hij teruggegaan naar Java en had haar getrouwd. Wat hem ervan weerhield is dat de familie het een schande gevonden zou hebben als hij met een "inlandse", zou trouwen. Wat zou broer Henny en de familie in Deventer daar wel niet van gezegd hebben? En IJ heeft een heilig ontzag voor familie, althans degenen die het 'gemaakt' hadden.
Roosje kwam september 1933 naar Nederland en logeerde een paar dagen bij hen, zeer tegen de zin van Thea, die het een affront vond. Gelukkig verdween Roosje na vijf dagen. Maar in de komende jaren zou ze nog wel eens verschijnen om haar gewezen minnaar op te zoeken en oude herinneringen op te halen. Het tempo doeloe waar Rogge zo naar hunkerde.
Rogge heeft ontdekt dat op een woning recht tegenover de veiling een bordje 'te huur' staat. Tegen Thea zegt hij:
"Je moet eens mee gaan kijken. Het is een benedenhuis. De huur is niet hoog, dertig gulden per maand. Dan hoeven we met de kinderen en de kinderwagen niet meer die ellendige trappen op. We kunnen de beletage verhuren. Dan wonen we gratis. Met pension houden we op. Dat is toch te lastig." Thea ziet er ook wel wat in en op 1 november 1933 verhuist het gezin naar Tweede Helmersstraat nr. 24.Roosje Klaassen is de eerste die met haar vriendin, Mies Wildeman, komt logeren. In mei komt ze terug. Ze maken uitstapjes naar de opgespoten zandvlakte achter het juist aangelegde Olympisch Stadion en het einde van de Overtoom. Daarna vertrekt Roosje weer terug naar Indonesië. IJ zal haar in 14 jaar niet terugzien.
IJ heeft weer een lucratief project ontdekt: Angora katten houden. Hij koopt een lief klein grijs poesje uit een nest. Hij noemt haar Sylly. Als ze opgroeit laat hij haar dekken. Onder in een kast krijgt ze na verloop van tijd een nest jongen. Als ze enige weken oud zijn acht Rogge de tijd rijp om een advertentie te plaatsen. Hij kan voor de vijf kleine raspoesjes goed geld vragen en het lukt hem dit keer nog ook.
In de keuken van het nieuwe huis is een luik. Daaronder, vertelt Pa zijn zoontje, zitten diamanten uit Indië verborgen - zakken vol! Ze wandelen nog steeds door de stad. Laatst waren ze in Artis - septembermaand half geld. IJsje werd daar op een olifantje getild om een foto van te maken. Toch maar eng - maar niet zo erg als met die orang oetangs die hij op zijn schoot moest vasthouden.
Erg bevallen doet de woning overigens niet. Het plaatsje achter is donker en ligt ingeklemd tussen de hoekhuizen. IJ klaagt bij de huisbaas dat het plaatsje geen afwatering heeft zodat het regenwater door een putje onder het huis naar binnenstroomt.
Nachts droomt IJsje van spoken achter de zware sombere overgordijnen. De geesten hebben soort van lakens over hun puntvormige hoofd en lijken op de naargeestige druilerige art-deco lampekappen in de zitkamer. Hij bemerkt dat hij in dromen nooit kan vallen en springt daarom zo maar van trappen af in dromenland, wat hij als een sensatie ervaart.
© IJsbrand Michael Rogge 2022
Op het web sinds begin 2005. Bijgewerkt 12 juni 2022
Uw herinneringen gevraagdHeeft u nog herinneringen/foto's/films uit deze buurt in de jaren dertig en veertig?Ik zal ze graag van u horen/zien. Email naar manandu @ xs4all.nl, maar laat de spaties in het adres weg, Zou je je email adres (eventueel in verbasterde vorm vanwege spam) erbij willen zetten? Dan kan ik reageren. |
Read my other articles: