Even geduld s.v.p. Video clips worden gedownload!
De W E R E L D E N van I J S B R A N D |
IJsbrand heeft zo een déja vu gevoel als hij op 23 april 1955 op het oude vliegveld van Kai Tak uitgewoven wordt door zijn collega Dolf Knul en vriendin Pim Boogerman. Zo had hij zes jaar eerder ook gestaan op de kade van Rotterdam toen hij naar Hong Kong vertrok. Ook nu wacht hem een vreemde bestemming en avontuur. Zijn eerste ervaring met vliegen is voortreffelijk: het BOAC vliegtuig was half leeg en er is geen bezwaar gemaakt tegen de loodzware tas met boeken die hij in het toestel meenam.
De eerste bestemming op zijn verlofreis is Bangkok. Als een echte tourist verkent IJsbrand de stad en bovenal de tempels. Hij ziet zijn oude opleidingsmakkers Jaap Koster en Wim Fleurbaaij terug. Als hij bij hen logeert maakt hij tevens kennis kennis met het fenomeen Gekko, de hagedis die steeds met zijn kreet laat weten hoe hij heet en daarbij de zwaartekracht trotseert als hij langs de wand klautert. Jaap had IJsbrand's hart al gestolen door zich geïnteresseerd te tonen in Gurdjieff en Subud. Ze hadden er al over gecorrespondeerd. Met veel van zijn oude vrienden wisselde hij trouwens ervaringen.
Maar nu snellen IJsbrand's gedachten al vooruit naar Djakarta.
Op 26 april stapt IJsbrand uit het Garuda vliegtuig op het Kemajoran vliegveld. Een Subud lid, Pak Ahmad, verwelkomt hem en leidt hem door de douane, hetgeen wonderwel vlot gebeurd ondanks zijn overladen bagage. Pak Ahmad is directeur van de rijkspandjeshuizen in Indonesië, heeft een auto met chauffeur tot zijn beschikking hetgeen wel zo handig uitkomt.
Zij laten er geen tijd overheengaan en rijden onmiddellijk naar het huis Pak Subuh. Het is een bungalow gelegen aan de rand van Djakarta in Kemajoran. IJsbrand is opgewonden eindelijk de grote meester te ontmoeten. Eigenlijk heeft hij er geen idee van hoe hij er uit ziet aangezien Rofé slechts een verfomfaaide foto had, die meer verhulde dan onthulde. Uit de Theosofie was hem wel duidelijk geworden dat deze Oosterse meesters over geweldige krachten beschikken en dwars door je heen kunnen zien. Dus de verwachting is hooggespannen. Die krijgt onmiddellijk een deuk als hij bij binnenkomst niet eens kan uitmaken wie van de aanwezigen dan de grote meester mag zijn.
Tenslotte staat een forst gebouwde Javaan op en steekt hem de hand toe zonder IJsbrand aan te zien. Hij schudt de hand en weet eigenlijk niet wat te zeggen - elk onderwerp zou immers banaal zijn. Hij overhandigt daarop, volgens oosterse gewoonte, zijn geschenk. Nota bene een bruyere pijp met een flinke hoeveelheid tabak, die hij op advies van Rofé heeft meegenomen, alhoewel roken in Theosofische kring verfoeid wordt. Hij ziet zijn geschenk nooit meer terug.
IJsbrand zit boordevol vragen, die hij put uit een tas vol filosofische boeken, in de verwachting het wezen der dingen ontsluierd te horen. Rofé heeft immers verteld dat Pak Subuh, in zijn kring Bapak genaamd, zelfs professoren versteld had doen staan met zijn intuïtieve begrip van problemen. Maar op een of andere manier vergaat IJsbrand het vragen. Het is dat wat boven het intellect uitstijgt waar het hier om gaat. Daar kan hij niet in kontakt mee komen als hij constant zijn hersenen laat malen.
Terwijl hij daar zo zit, heeft hij het gevoel dat de aanwezigen op hem afstemmen om zijn toestand aan te voelen. Later vertellen ze hem dat het ratelen van zijn hersenen als een mokerslag bij hen overkwam. Pak Subuh raadt hem aan om twee maal per week hun geestelijke oefening, de latihan, bij te wonen. IJsbrand vertrekt lichtelijk teleurgesteld aangezien hij op z'n minst een spirituele stoomcursus had verwacht.
De Ahmads hebben heel vriendelijk een kamer voor hem ingeruimd. Het is de Ramadan maand, maar voor het vasten en alles wat erbij komt wordt hij gelukkig geëxcuseerd. Het is trouwens voor de eerste keer dat hij met de Islam in contact komt. Rofé is een tot moslim bekeerde jood. Hij is ook correspondent van een Islamities tijdschrift. In Hong Kong had hij IJsbrand al een Koran gepresenteerd. Het maakte echter op hem de indruk van een soort oud-testamentaire primitieve poësie, die hem nauwelijks aanspreekt en nauwelijks aan de hem aan het hart liggende Indiase wijsheid kan tippen.
Van zijn gastvrouw krijgt IJsbrand als enige lunch voorgeschoteld aangezien de rest van de familie vast. Ze vraagt hem angstig of hij wel van rijsttafel houdt. Nee, daar is hij dol op. En hij krijgt het al spoedig voorgezet. Maar de eerste hap blijft hem al in de keel steken. Het is met ongeraffineerde klapperolie klaargemaakt die het eten ongenietbaar voor hem maakt. Maar nu kan hij niet meer terug. Met een bevroren glimlach eet hij zijn bord leeg en moet voor de duur van zijn verblijf als een volleerd comediant voordoen of hij het eten lekker vindt. Hij verzint dan ook allerlei excuses om maar buiten de deur te kunnen eten.
Zijn volgende gang is naar het hoofdkantoor van de bank om zijn goede vriend Carl Müller zijn geliefde Yazz at the Philharmonic en andere LP's te presenteren. Zijn verblijf mag niet bekend worden, dus gaat hij door onder de naam Buitendijk. Maar ook dat lekt al spoedig uit en moet hij zich al gauw presenteren bij manager Reinders Folmer, die hem trakteert op een preek over de geneugden van het verblijf ter plekke.
Een andere uitstapje op zijn programma is per trein naar Bogor, het oude Buitenzorg, waar zijn vader ook graag logeerde in het frisse klimaat van het gebergte. Zijn vader had er veertig jaar eerder een bungalow gehad. Hij luisterde daar de buurt op met zijn gramofoonmuziek. Daarvoor had hij bij de smid een geweldige hoorn laten bouwen om het geluid te versterken. Meisjes waren dol op hem en vice versa, want als hij van een van zijn expedities naar de diamantvelden van Borneo terugkwam trakteerde hij hen op diamanten, die hij uit een zakje in zijn handpalm strooide.
IJsbrand Junior logeert nu in het fameuse Homann hotel aldaar. Met een taxi laat hij zich de Tangkuban Prahoe oprijden. Om de kosten hoeft hij het niet te laten want de roepiah heeft nauwelijks enige waarde.
De Subud mensen laten zich ook niet onbetuigd en trakteren hem op een tochtje naar het Poentjak gebergte. Het gezelschap beweegt zich voort in verschillende amerikaanse auto's, waarvan er natuurlijk één, de laatste, panne heeft. Dat wordt niet opgemerkt door de anderen die rustig doorrijden. Dat komt bij IJsbrand vreemd over, want ze hadden toch paranormale vermogens?
Pak Subuh in het Poentjak restaurant met familie en helpers (klik voor filmpje)Een van de Subudleden, Prio Hartono, is hem als tolk toegewezen. Hij vertelt een wonderlijk verhaal hoe hij een paar jaar geleden door Java zwierf op zoek naar een guru. Hij belandde uiteindelijk met zware TBC in het ziekenhuis. Subud helpers hadden hem daar bezocht. Sindsdien maakte hij een wonderbaarlijke genezing door en is nu overtuigd lid. Later zal hij een serie boeken schrijven over de javaanse mystiek.
IJsbrand neemt nu regelmatig aan hun latihans deel in het Vrijmetselaarsgebouw Adhuc Stat, maar merkt nog weinig van de resultaten. Hij praat met de leden en hoort wonderlijke verhalen over de rol van toeval, geesten en guna-guna in hun leven. Het bracht hun tot Subud en had op de een of andere manier hun leven verrijkt .
Op andere avonden bezoekt hij Pak Subuh op het platje van zijn bungalow. Daar zit steevast een kring broeders, zoals zij dat noemen. De zusters blijven binnenshuis bij Ibu, Bapak's vrouw. De zogenaamde helpers hebben het vermogen andere mensen te openen. Zij beschikken ook over de gave van het aanvoelen van antwoorden op door leden gestelde vragen. Zij menen die van God/Allah te ontvangen. IJsbrand stelt ze ook, maar weet niet wat hij van de antwoorden moet denken.
Eigenlijk is IJsbrand als Nederlander politiek gezien een vijand van het volk, althans zo wordt het hen voorgehouden. Maar hij bemerkt daar niets van.
Op zijn programma staat ook een trip naar Bali. Hier was het dus dat een van de eerste Subud leden, de schilder Auke Sonnega, zijn mysterieuze ontmoeting had met Husein Rofé (klik voor artikel). Pas op Java beseft hij hoe ver dat exotische eiland van de hoofdstad verwijderd is. Hij vliegt er naar toe. Het bezoek aan het eiland is een geweldige ervaring voor hem. Hij logeert in een gastenhuis. Hij dompelt zich onder in de Hindoe-Boeddhistische cultuur. De hele dag door is er wel iets te doen: doden verbranding, dansen, wayang voorstellingen, zowel van menshoge poppen als van een schimmenspel. Het is te veel om allemaal te verwerken. Hij bezoekt de beroemde schilder Le Majeur en zijn bekoorlijke balinese vrouw in zijn strandpaviljoen. Koopt jammer genoeg niet een van zijn schilderijen, die later zeker veel geld had opgebracht.
Terug in Djakarta ontmoet hij nog een oudere Nederlander, van Ravenswaay. IJsbrand heeft met hem te doen want hij kampt met geldzorgen en voelt zich bovendien belaagd door guna-guna. Om boze invloeden te weren heeft hij papiertjes gedrenkt in varkensvet met een afschrikwekkend symbool tegen de muren geplakt. Dat helpt ! Hij was in de leer geweest bij guru's op Lombok. Dat was al een eer. Meestal duurde het jaren voordat je hun geheimen had ontfutseld. Van Ravenswaay leek er weinig van te hebben geprofiteerd.
Terug in Djakarta wordt op het Koningsplein een manifestatie ter herdenking van de afloop van de Ramadan gehouden. Het is het jaar 1373 volgens de Moslim tijdrekening. IJsbrand spoedt er zich met zijn 16mm camera naar toe en wordt er voor een buitenlands cineast aangezien. Zo kan hij de politieke kopstukken waaronder Sukarno en Mohammed Hatta van dichtbij filmen. Sukarno kijkt recht in de lens. Meestal hield hij hier op dit onafhankelijkheidsplein "Medan Merdeka" anti-imperialistische toespraken, maar nu was hij opmerkelijk bedeesd.
Zo vliegt de mei maand voorbij. Voordat hij het weet is het alweer tijd om de terugtocht verder te aanvaarden. Op 28 mei 1955 is het zo ver, nadat hij een fikse rekening voor overvracht heeft betaald mag hij vertrekken naar Karachi.
Vandaar gaat het naar Cairo. Dit op verzoek van prof. Everhard Verheyden, de executeur-testamentair van zijn oom Henny Rogge, die twee jaar daarvoor daar gestorven was. Een aardige man - ze bezoeken het airconditioned Groppy's restaurant en genieten daar van hun beroemde icecream sorbet. Verheyden stuurt IJsbrand met zijn egyptische boy er op uit om de bezienswaardigheden van Caïro te verkennen. Natuurlijk zijn de pyramides daarbij.
Als IJsbrand in de Al-Azhar universiteit filmopnames wil maken komt hij voor het eerst te staan tegenover het Moslim extremisme. Studenten zijn kennelijk opgewonden geraakt door zijn oneerbiedige filmen van hun heiligdom en dreigen hem mores te leren. De Egyptische bediende weet hem achter een hek te loodsen en dat te sluiten. Ze maken dan dat ze zo gauw mogelijk verdwijnen.
De bedoeling is dat IJsbrand de bediende en vroegere vriend van zijn oom ontmoeten, want in het codicil zijn boeken en eigendommen aan IJsbrand vermaakt. De eertijds knappe vriend van zijn oom, Mamoen, blijkt een verlopen dikke Egyptenaar geworden te zijn, die daar genoeglijk met zijn gezin leeft uit wat hij uit de erfenis heeft ontvangen. Veel krijgen ze niet uit hem. Het zal de laatste keer zijn dat IJsbrand hem ziet en kontakt met hem heeft. Hij zal vijftien jaar later overlijden.
IJsbrand bezoekt daarna het graf van zijn oom. Er wordt besloten daar een grafsteen met passende tekst op te plaatsen.
De volgende bestemming is Beirout (zie video clip). Het blijkt een heerlijke plaats te zijn waar bewoners van verschillende geloven vredig naast elkaar leven. Althans zo lijkt het. Het land wordt ook het Zwitserland van het Midden-Oosten genoemd, het middelpunt van financiele belangen.
Hij koopt er arabische hoofdtooien voor de kaaskoppen thuis. Hij heeft een fijn verlicht gevoel over zich. In een winkel laat een winkelier zich heel ongevraagd ontvallen: You are a good person. IJsbrand vat het op als een aanwijzing dat de Subud latihan toch wel werkt en aangevoeld wordt door anderen. Hij ondervindt daar helemaal geen hinder bij het vrijelijk rondzwerven en filmen.
Vooral indrukwekkend is een taxirit naar de ruïnes van Baalbek, om de keizerlijke Romeinse architectuur van het tempelcomplex daar te bewonderen.
Na vijf dagen Egypte is Athene aan de beurt. IJsbrand blijkt veel te weinig tijd te hebben om naast het Acropolis en het orakel van Delphi veel te zien van de bakermat van de westerse beschaving.
Nu is de weg vrij voor het einddoel: Amsterdam. Daar is het een ontroerend terugzien na zes jaar, maar ook weer geen overdreven emotionele toestand als in amerikaanse films. Daar is de familie te nuchter voor en Nederlands bovendien. Hij wordt nu in de lokale perikelen ondergedompeld, waar eigenlijk zijn hoofd nauwelijks naar staat. Zij hebben ook nog steeds Jacques Holtman, de eerste violist van het Concertgebouw, in huis
Een van de eerste schreden is naar het hoofdkantoor van de bank - het majestueuse gebouw op Singel 250. Daar moet hij aan de directie uitleg doen van zijn vreemde détour over Djakarta. Hij vertelt in glansrijke bewoordingen hoe hij door de Subud training een grotere greep op mensen zal kunnen krijgen en beter hun bedoelingen kan doorzien, ook in bankzaken. Hij vertelt hoe hij bevangen kan worden door een innerlijke kracht. Om die te ontvangen moet hij zich daar innerlijk voor openstellen in volledige overgave.
Vreemd genoeg knikkert de directie hem er niet op staande voet uit. Door hun contact met de Vrijmetselarij is dit gedachtengoed hen niet vreemd. Dit doet de bank dan ook besluiten dat hij toch eigenlijk helemaal geen figuur is voor het keiharde zakendoen in Canada. Hij moet maar teruggaan naar het Verre Oosten. Ze hebben een post in Japan voor hem op het oog. Hij moet zich eind september maar terug melden.
Natuurlijk gaat hij de familie langs en houdt avonden met de films die hij meegebracht heeft, ook voor ouders van collega's als de Goldbergs en de van Brummens.
Een van de eerste dingen die hij moet arrangeren is een auto. Hij weet een Citroën Traction te bemachtigen bij een handelaar op de Amstelveense weg. De garagehouder bezweert hem die terug te zullen kopen na zijn verlof. Er zitten zo wel richtingaanwijzer lichten op als wel een uitslaande aanwijzer. Anders vindt de verkeerspolitie het niet safe. Er zit een nieuwe motor in de wagen dus IJsbrand moet die eerst rustigjes inrijden wordt hem geadviseerd. Dat doet hij dan ook braaf. Zo braaf dat hij aangehouden wordt door de verkeerspolitie die het niet pluis vindt dat iemand zo langzaam langs de weg kruipt. Later hoort hij dat het allemaal smoesjes van de garagehouder waren en er helemaal geen nieuwe motor inzat.
Nu is de weg vrij om te toeren. Kees overreedt hem om een Openlucht kunsttentoonstelling in Sonsbeek te bezoeken. IJsbrand moet wel even oppassen want hij moet nu aan de goede kant van de weg rijden na Hong Kong, waar het verkeer links is.
Hij bezoekt ook zijn oude vriend Andreas Hoogendijk. Ze besluiten met zijn moeder naar Friesland te rijden en Bareld de boer en Sjoukje Bijlsma te bezoeken waar ze de hongerwinter verbleven. Dat wordt een uitbundig weerzien. Ze overnachten in een hotel waar een kamer minder dan vijf gulden per nacht kost en een vorstelijk ontbijt 's morgens op de koop toe wordt gereserveerd.
Daarna is Europa aan de beurt. De landen die zij door zullen reizen werden nog niet zo lang geleden geteisterd door de oorlog. De wederopbouw is in volle gang, maar vele landen hebben nog hetzelfde aanschijn als voor de oorlog aangezien nieuwbouw ook heeft stilgelegen. Het tourisme moet nog op gang komen. Geld is schaars.
De auto heeft kuren en wil op de meest ongelegen momenten afslaan. Kees moet kaartlezen, maar is altijd ergens anders als een afslag gekozen moet worden. Na de duitse autobanen zijn het maar derde-rangs weggetjes die de ANWB op de reisroute heeft uitgestippeld. Ze ontmoeten maar weinig touristisch verkeer. Zeker geen landgenoten en als er dan een nederlandse auto voorbijkomt dan wordt er uitbundig dubbel getoeterd.
Langs Oostenrijk en de Vogezen bereiken ze Italië. Voor moeder is het de eerste grote reis van haar leven. Ze geniet als ze gefêteerd wordt in mooie hotels. Het wordt nu warmer. Ze ontdekken al spoedig het heerlijke Italiaanse cassata ijs. Er kan geen halte voorbijgaan of die traktatie moet ingeslagen en verorberd worden.
Zo bereiken ze Florence. De steden die volgen zijn voor een kunstenaar als Kees een soort Mekkagang. Hij haalt zijn hart op aan de Renaissancekunst die er te bewonderen valt. In feite is er zo veel dat ze soms door musea heen moeten hollend om toch maar niets te missen in korte tijd.
Daarna volgen Verona en Pisa.
Tenslotte is Rome aan de beurt. Ook daar worden alle traditionele tourist traps bezocht. Af en toe moet moeder haar blote armen bedekken als ze een kerk binnengaat. Die zien er veel te onzedelijk uit.
Er wordt in de catacomben gedoken, kortom alles wat maar bezienswaardig is wordt geïnspecteerd.
Het duizelt hun tenslotte. Tijd om weer terug te keren, alhoewel ze nog maar twee weken onderweg zijn.
Verpierewaaid komen ze tenslotte in Liverpool aan. De Theosofen zijn in alle staten hun nieuwe leider James Long te ontmoeten. Het is ook weer een terugzien van oude bekenden. IJsbrand slaat een goede beurt als hij tijdens een filmvoorstelling bij het zien van een slecht beeld suggereert de projectorlens eens schoon te maken. Long nodigt hem uit om eens kennis te maken want als vertegenwoordiger uit het Verre Oosten werkt hij op de verbeelding en heeft hij een magische uitstraling.
Videoclip 'Theosofisch congres in Liverpool" (klik)
Hij ontmoet daar ook Dr. H. Groot, die over Plato en Griekse wijsheid boeken schreef. Met hem zal hij later de verstarring waarin het Theosofisch Genootschap is geraakt aan de kaak stellen.
An moet weer naar haar werk in Nederland terug. De anderen willen nog wat meer van het land zien en reizen door naar het puntje van Schotland: Oban.
De haven van Oban (klik voor filmpje)
Via Edinburgh wordt dan Londen bereikt waar ze een paar dagen blijven in het St. George Hotel om in alle rust van het stadsgewoel te genieten. Een van de hoogtepunten daarbij is een bezoek aan de nieuwe Royal Festival Hall, waar Stravinsky's Petrouchka opgevoerd wordt. Maar ook met hun hang naar verborgen wijsheid staat een bezoek aan het British Museum op het programma. Daartegenover is het winkeltje van Luzac & Co. Het herinnert hun er aan hoe vader bij deze bookseller miniatuur gebedenboekjes bestelde. Hij verkeerde in de mening dat dit de kleinste boekjes (met ingebouwd loupje in koperen container) de kleinste ter wereld waren. Het was zijn laatste poging om een financiele slag te slaan en haast onvermijdelijk weer een desastreuse.
Nu is het met de ferryboot terug naar Nederland. Het is hun opgevallen dat ze geen enkele nederlandse auto zijn tegengekomen, maar op de ferryboot ontdekken ze de camper van burgemeester d'Ailly, die met zijn echtgenote? in een meegenomen ligstoel van de zon geniet.
In Nederland ontmoet hij ook zijn vriend en collega Wim Fleurbaaij, die ook met verlof is. Ze zijn terzelfdertijd in Deventer naar school gegaan in de oorlog. Ze besluiten samen naar Parijs te rijden. Aangezien ze geen hotel geboekt hebben moeten ze nemen wat er nog vrij was en dat was een kamer met een éénpersoonsbed. Ze laten wie daarin slaapt. IJsbrand heeft pech. Hij moet in de badkuip slapen. Ze bezoeken alle geëigende plekjes, Montmartre, Sacré Coeur, snuffelen langs de boekenstalletjes aan de Seine.
Bij de Notre Dame zijn ze elkaar even kwijt. Vanuit de nok tussen de duivelskoppen kan IJsbrand Wim geduldig beneden zien wachten
IJsbrand wil zich de kans niet laten ontglippen om historische oude films te gaan zien in de Cinémathèque Francaise. Wim moet er ook aan geloven, althans wil hij niet zijn gezelschap missen. Ze zitten er middag aan middag tot de terugweg.
Er staat IJsbrand nog één laatste tocht voor de boeg - naar zijn oude schoolvriend Michiel Viruly, die nu met zijn vrouw en baby in Hamburg gestationeerd is voor Scheepvaart Mij. van Ommeren. Het blijkt een veel moeizamer tocht dan hij anticipeerde toen hij de uitnodiging aannam. In Duitsland is er maar een éénbaans klinkerweg. Onderweg begint het nog te regenen ook. De klinkers zijn spiegelglad en de banden van de Citroën behoorlijk versleten. Hij raakt in een slip en dreigt of een tegenligger te raken of een van de bomen langs de weg. Dat is de optie die hij kiest, zet zich schrap en met een klap tegen de boom duikelt de wagen het lager liggende weiland in. Daar blijft het gevaarte op zijn kop al claxonerend liggen. IJsbrand weet zijn raampje open te draaien en zich uit de auto te bevrijden. Hij prijst zich een verlichte staat van geest te hebben gehad tijdens het ongeluk en het daardoor te hebben kunnen overleven zonder schrammetje.
Op de weg zijn nu een aantal auto's gestopt en de bestuurders drommen zich om de auto met een volkomen in elkaar gedeukt dak. Ze vragen hem of de bestuurder al met een ambulance afgevoerd is en zijn verbaasd dat die ongedeerd naast hen staat. Een boer biedt aan de auto naar zijn erf te slepen. Hij neemt de trein verder naar Hamburg en excuseert zich bij de Viruly's voor zijn late komst. Hij besluit snel terug te keren, haalt de auto bij de boer op constateert dat de Citroën warempel nog rijdt ook. Hij moet wel voorovergebogen onder het gedeukte dak terug naar de grens rijden. Auto's mogen slechts met een triptiek de grens over en moeten per se terugkeren. Hij heeft het nodige aan de verbaasde douane uit te leggen.
Terug in Amsterdam zijn de kansen verkeken om de auto nog terug te brengen voor restitutie van de koopsom. Er was ook al geen all risk verzekering. Hij weet iemand te vinden die keurig het dak uitdeukt. Als hij de Citroën dan te koop aanbiedt krijgt hij er evenveel voor als het uitdeuken heeft gekost.
Subud staat nu ver van hem af. Hij heeft een ontmoeting met een Indonesische (eigenlijk Sumatraanse) volgeling, Batara Pane, gehad in zijn woning op de Nassaukade. Het is hem opgevallen dat Pak Subuh aan Subud goed garen heeft gesponnen en in voor Indonesiërs comfortabele omstandigheden verkeerde.
De tijd zit er al weer op. Hij meldt zich bij de directie en krijgt de mededeling dat zijn volgende standplaats Tokyo zal zijn. Hij kan eind oktober vertrekken, ditmaal niet per vrachtschip maar snel per vliegtuig. Zal hem weer zo'n leuzenleventje te wachten staan als in Hong Kong? Hij is bezorgd te moede.
© IJsbrand Rogge 2022